Sprookjes Les 3 (spelling meervouden)

Creatief schrijven & Spelling
les 3
Nederlands Periode 1 havo 1 2024-2025
1 / 54
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 54 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Creatief schrijven & Spelling
les 3
Nederlands Periode 1 havo 1 2024-2025

Slide 1 - Diapositive

Huiswerk:
a. Welk sprookje had jij uitgekozen?
b. Welke moraal heb jij gevonden?

Slide 2 - Question ouverte

Vorige les...
Hebben we het over de moraal van een sprookje gehad.

Moraal is een wijze les die je uit een verhaal kunt halen.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Wat is de moraal van verhaal 1?
A
Er gebeuren steeds meer ongelukken, dus let goed op in het verkeer.
B
Je moet geluk hebben om niet gewond te raken door een auto-ongeluk.
C
Draag altijd een gordel.
D
Op donderdag gebeuren vaak ongelukken.

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Diapositive

Wat is de moraal van verhaal 2?
A
Pas op waar je loopt.
B
Vogels houden niet van kauwgom.
C
Pas op met het dragen van nieuwe schoenen.
D
Gooi je kauwgom in de prullenbak.

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Diapositive

Wat is de moraal van verhaal 3?
A
Groeien is niet leuk.
B
Het is beter om van spullen te genieten dan om ze niet te gebruiken.
C
Verjaardagscadeaus zijn niet altijd leuk.
D
Wacht niet te lang met het dragen van jurken.

Slide 9 - Quiz

vooruitblik
... ken je de regels van de meervoudsvormen van zelfstandige naamwoorden.

Slide 10 - Diapositive

Regels meervoudsvormen
De meeste zelfstandige naamwoorden zet je in het meervoud door er -(e)n, -s of eren achter te zetten

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

regels meervoudsvormen
Woorden die eindigen op -man kunnen als meervoud ook -lui of lieden hebben.

Dit zijn meestal beroepen

werkman --> werkmannen/werklieden/werklui
zakenman--> zakenmannen/ zakenlieden/zakenlui

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Wat is het meervoud van
kaas?
A
kaazen
B
kazen
C
kasen
D
kaas heeft geen meervoud

Slide 20 - Quiz

Wat is het meervoud van vee?
A
veeën
B
vee heeft geen meervoud
C
vee
D
vee heeft alleen een meervoud

Slide 21 - Quiz

Wat is het meervoud van
mees?
A
meesen
B
mezen
C
meezen
D
mesen

Slide 22 - Quiz

Wat is het meervoud van
kip?
A
kippen
B
kipen
C
kipjes
D
kippetjes

Slide 23 - Quiz

Waar ligt de klemtoon bij
genie?
A
ge
B
nie
C
genie heeft geen klemtoon

Slide 24 - Quiz

Hoe schrijf je het meervoud van
genie?

Slide 25 - Question ouverte

Waar ligt de klemtoon bij
melodie?
A
me
B
lo
C
die
D
melodie heeft geen klemtoon

Slide 26 - Quiz

Hoe schrijf je het meervoud van
melodie?

Slide 27 - Question ouverte

Waar ligt de klemtoon bij
ceremonie?
A
ce
B
re
C
mo
D
nie

Slide 28 - Quiz

Hoe schrijf je het meervoud van
ceremonie?

Slide 29 - Question ouverte

Wat is het meervoud van
natie?
A
Natieën
B
Naties
C
Natieërs
D
Natieës

Slide 30 - Quiz

Wat is het meervoud van
panty?
A
Panties
B
Pantis
C
Pantieën
D
Panty's

Slide 31 - Quiz

Wat is het meervoud van piano?
A
Pianoën
B
Pianos
C
Piano's
D
Pianoos

Slide 32 - Quiz

Wat is het meervoud van
groente?
A
Groentes
B
heeft geen meervoud
C
Groenten en Groentes
D
Groenten

Slide 33 - Quiz

Wat is het meervoud van
collega?
A
Collegiën
B
Collegas
C
Collegaas
D
Collega's

Slide 34 - Quiz

Wat is het meervoud van
horloge?
A
Horloges
B
Horlogen
C
Horlogiën
D
Horloge's

Slide 35 - Quiz

Wat is het meervoud van zee?
A
zeeën
B
zeën
C
zees
D
heeft geen meervoud

Slide 36 - Quiz

Wat is het meervoud van fotograaf?
A
fotograven
B
fotografen
C
fotograaven
D
fotograafen

Slide 37 - Quiz

Wat is het meervoud van bureau?
A
bureaus
B
bureau's

Slide 38 - Quiz

Wat is het meervoud van perzik?
A
perzikken
B
perziken

Slide 39 - Quiz

Wat is het meervoud van baby?
A
babies
B
baby's

Slide 40 - Quiz

Wat is het meervoud van lolly?
A
lollies
B
lolly's

Slide 41 - Quiz

Wat is het meervoud van porie?
A
poriën
B
porieën
C
pories

Slide 42 - Quiz

Wat is het meervoud van cowboy?
A
cowboy's
B
cowboys

Slide 43 - Quiz

Wat is het meervoud van ski?
A
skiën
B
ski's
C
skis

Slide 44 - Quiz

Wat is het meervoud van koffie?
A
koffies
B
koffie heeft geen meervoud

Slide 45 - Quiz

Schrijf de meervoudsvorm van het volgende woord op.
Als er twee vormen mogelijk zijn, schrijf ze dan allebei op.

'engel'

Slide 46 - Question ouverte

Schrijf de meervoudsvorm van het volgende woord op.
Als er twee vormen mogelijk zijn, schrijf ze dan allebei op.

'stad'

Slide 47 - Question ouverte

Schrijf de meervoudsvorm van het volgende woord op.
Als er twee vormen mogelijk zijn, schrijf ze dan allebei op.

'ziekte'

Slide 48 - Question ouverte

Schrijf de meervoudsvorm van het volgende woord op.
Als er twee vormen mogelijk zijn, schrijf ze dan allebei op.

'monnik'

Slide 49 - Question ouverte

Schrijf de meervoudsvorm van het volgende woord op.
Als er twee vormen mogelijk zijn, schrijf ze dan allebei op.

'cadeau'

Slide 50 - Question ouverte

Schrijf de meervoudsvorm van het volgende woord op.
Als er twee vormen mogelijk zijn, schrijf ze dan allebei op.

'aardappel'

Slide 51 - Question ouverte

Schrijf de meervoudsvorm van het volgende woord op.
Als er twee vormen mogelijk zijn, schrijf ze dan allebei op.

'rund'

Slide 52 - Question ouverte

Ik kan zelfstandige naamwoorden in het meervoud zetten?
A
Ja
B
Nee

Slide 53 - Quiz

Ga naar de volgende site en oefen in je eigen tempo:
https://www.cambiumned.nl/spelling/meervoudsuitgangen/

Slide 54 - Diapositive