09. Thema 1, week 3 Toets

• Taal
• Basisschool
• Groep 8

INSTRUCTIES VOOR DE

TAALTOETS

woorden week 1

1. je weinig met de burgers bemoeien
2. veel veranderingen invoeren
3. strenge wetten en regels uitoefenen

Welk woord hoort bij de omschrijving

1. de democratie
2. de regering
3. het parlement

1. 
2. 
3. 

woorden week 2

Welk woord hoort bij deze zin?

1. ondernemen
2. in dienst zijn
3. de taakverdeling

Welk woord hoort op de lege plek?

1. de fusie
2. de beroepstak
3. de branche

1. 
2. 
3. 

woorden week 3

Welk woord hoort op de lege plek?

1. recent
2. huidig
3. sporadisch

Wat betekent het onderstreepte woord?

1. jaren geleden
2. pas geleden
3. wat nog gaat plaatsvinden

1. 
2. 
3. 

Sandra heeft een advertentie gebruikt

In welk zin staat een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord?

1. De fiets wordt gemaakt door mijn vader.
2. De gemaakte fiets is van mijn vader.
3. De fietsenmaker heeft de oude fiets gemaakt.

De kinderen hebben een debat gevolgd. Het ……….. debat.

1. vervelende
2. gevolgde
3. gezellige
4. vlotte

Welke zin staat in de INDIRECTE rede?

1. Simon zegt:'Ik heb geen zin meer!'
2. 'Ben je daar eindelijk!', roept Henk
3. Vader fluistert: 'Ik heb een verrassing voor je.'
4. Ik vertel haar dat ik de tekening mooi vind.

Welke zin is helemaal juist?

1. Iza vraagt:'mag ik een ijsje?'
2. Iza vraagt: Mag ik een ijsje?
3. Iza vraagt:'Mag ik een ijsje?'
4. Iza vraagt: 'Mag ik een ijsje'?

Het gezegde zijn alle werkwoorden in een zin dus ook de persoonsvorm.

1. waar
2. niet waar

Wat is het het onderwerp:
Ik mail mijn zusje.

Bepaling van tijd / bepaling van plaats.

Jan heeft hard gelopen op het schoolplein.

Gisteren heeft Jan hard gelopen. 

Gisteren heeft Jan hard gelopen op het schoolplein.

bepaling van plaats

het geeft antwoord op de vraag:  waar (+ persoonsvorm + onderwerp)?

Bepaling van tijd

Geeft antwoord op de vraag:  wanneer (+ persoonsvorm + onderwerp)?

Bepaling van tijd

Een bepaling van tijd in een zin geeft aan wanneer iets gebeurt.

De bepaling van tijd vind je door te vragen:

wanneer (+ persoonsvorm + onderwerp)?

Bilal speelde gisteren in de tuin.

Welke zinsdelen kun jij benoemen?

Bepaling van plaats

Een bepaling van plaats in een zin geeft aan waar iets gebeurt.

De bepaling van plaats vind je door te vragen:

waar (+ persoonsvorm + onderwerp)?

Bilal speelde gisteren in de tuin.

Welke zindsdelen kun jij benoemen?

In deze zin vind je een bepaling van....

Vandaag vieren we feest.

1. plaats
2. tijd

Wat is de bep. van plaats in deze zin?

De lift staat op de vierde verdieping.

1. De lift
2. staat
3. op de vierde verdieping

Lesdoel

Je leert wat een contaminatie

is en kunt deze herkennen. 

Zou jij deze informatie willen nazoeken?

Wat is de contaminatie?

1. Zou
2. deze informatie
3. willen
4. nazoeken?

Willen jullie mij alsjeblieft verexcuseren.

Wat is de contaminatie?

1. Willen
2. verexcuseren
3. altjeblieft
4. jullie mij

Welk woord is de contaminatie?

Ik ga deze som overnieuw maken?

Thema 1  - week 3 - Toets