week 22 - les 1 - Tekstverbanden

Theorie H4 Tekstverbanden
Een tekst bestaat uit verschillende alinea's. Die vormen samen weer een geheel; ze staan dus niet zomaar bij elkaar. 
Verbanden breien de alinea's aan elkaar. Hiervoor heb je verbindingswoorden nodig: ook wel signaalwoorden genoemd.
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Theorie H4 Tekstverbanden
Een tekst bestaat uit verschillende alinea's. Die vormen samen weer een geheel; ze staan dus niet zomaar bij elkaar. 
Verbanden breien de alinea's aan elkaar. Hiervoor heb je verbindingswoorden nodig: ook wel signaalwoorden genoemd.

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Chronologisch verband

(volgorde van tijd)

voordat, nadat, eerst,

daarna, vroeger, toen, later etc.


Deze signaalwoorden geven een tijdsvolgorde aan

Slide 3 - Diapositive

chronologisch verband: zoek de signaalwoorden
Als je met de Thalys van Amsterdam naar Parijs reist, maak je drie tussenstops: eerst in Rotterdam, dan in Antwerpen en vervolgens in Brussel.

Slide 4 - Diapositive

chronologisch - voorbeeld
Als je met de Thalys van Amsterdam naar Parijs reist, maak je drie tussenstops: eerst in Rotterdam, dan in Antwerpen en vervolgens in Brussel.

Slide 5 - Diapositive

Opsomming

ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook, verder, bovendien, en, niet alleen...(maar) ook, ten slotte, als laatste,  etc.

Slide 6 - Diapositive

opsommend verband: zoek de signaalwoorden
Mijn vrije tijd gebruik ik voor leuke dingen. In de eerste plaats sport ik graag. Verder houd ik van televisiekijken. Ook vind ik het heerlijk een spannend boek te lezen.

Slide 7 - Diapositive

opsommend verband
Mijn vrije tijd gebruik ik voor leuke dingen. In de eerste plaats sport ik graag. Verder houd ik van televisiekijken. Ook vind ik het heerlijk een spannend boek te lezen.

Slide 8 - Diapositive

Je kan er "punten" van maken

In haar vrije tijd doet zij:

- sport

- televisiekijken

- boeken lezen

Slide 9 - Diapositive

tegenstelling

maar, daarentegen, echter, integendeel, enerzijds-anderzijds, hoewel, ondanks dat, etc.

Slide 10 - Diapositive

tegenstellend verband:
welke signaalwoorden? 
Op internet zijn veel bedriegers actief. Maar de politie doet er veel te weinig aan om ze op te sporen. Mensen kijken echter steeds beter uit, bijvoorbeeld op Marktplaats.

Slide 11 - Diapositive

tegenstellend verband
Op internet zijn veel bedriegers actief. Maar de politie doet er veel te weinig aan om ze op te sporen. Mensen kijken echter steeds beter uit, bijvoorbeeld op marktplaats.

Slide 12 - Diapositive

toelichtend
bijvoorbeeld, zo, als, denk aan, neem nou

Slide 13 - Diapositive

toelichtend verband: 
Adriana kookt graag buitenlandse gerechten, zoals Marokkaans eten.  Bijvoorbeeld couscous, dat vindt zij heerlijk!

Slide 14 - Diapositive

toelichtend verband
Adriana kookt graag buitenlandse gerechten, zoals 
Marokkaans eten. Bijvoorbeeld couscous, dat vindt zij heerlijk!



Slide 15 - Diapositive

reden
omdat, daarom, dus, want, de reden hiervoor is

Slide 16 - Diapositive

Redengevend verband:
welke signaalwoorden?
Ik lever mijn oude mobiel altijd in, want dat is beter voor het milieu. Daarom ligt mijn keukenla er ook niet vol mee...

Slide 17 - Diapositive

Redengevend verband
Ik lever mijn oude mobiel altijd in, want dat is beter voor het milieu. Daarom ligt mijn keukenla er ook niet vol mee...

Slide 18 - Diapositive

Welk verband herken je in de volgende zin?

Hoewel Marit niet had geleerd voor het examen, haalde ze toch een voldoende.
A
Tegenstelling
B
Tijdsvolgorde
C
Opsomming
D
Vergelijking

Slide 19 - Quiz

Welk verband herken je in de volgende zin?

Omdat ik ziek ben, ga ik niet naar school.

A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Tijdsvolgorde
D
Reden

Slide 20 - Quiz

Welk verband herken je in de volgende zin?

Mijn broertje wil graag een ijsje, een appeltaart, ook nog een glas cola en een pizza.
A
Tegenstelling
B
Toelichting
C
Opsomming
D
Chronologie

Slide 21 - Quiz

Welk verband herken je in de volgende zin?

Eerst ga je naar de kapper en vervolgens ga je nieuwe schoenen kopen.
A
Tijdsvolgorde
B
Tegenstelling
C
Toelichting
D
Opsomming

Slide 22 - Quiz