Les 12 "Herhaling Grammatica PTO3"

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Programma

Herhaling grammatica:

Fragewörter

Vraagwoorden

Hoofdletters

sein en haben

Onze eerste werkwoorden

der, die, das

De bepaalde lidwoorden

ein/eine en kein/keine

De onbepaalde lidwoorden 

Fragewörter

Wie heißt du?

Wo wohnst du?

Woher kommst du?

Wohin fährst du?

Wann kommst du?

Wer ruft an?

Was ist deine Telefonnummer?

Warum bist du in Deutschland?

Welche Musik hörst du?

Maak de zin af:

_____ alt bist du?

1. Was
2. Warum
3. Wie
4. Wer

Maak de zin af:

_____ fährt der Zug?

1. Welche
2. Wer
3. Woher
4. Wann

Maak de zin af:

_____ holt dich ab?

1. Wo
2. Wer
3. Woher
4. Wie

Hoofdletters?
Wanneer?

sein und haben

Vertaal de persoonlijke voornaamwoorden

ik

jij

hij / zij / het

wij

jullie

zij

u

ich

du

er / sie / es

wir

ihr

sie / Sie

Vervoeg het werkwoord "sein"

bin

bist

ist

sind

seid

sind

ich

du

er / sie / es

wir

ihr

sie / Sie

Vervoeg het werkwoord "haben"

habe

hast

hat

haben

habt

haben

ich

du

er / sie / es

wir

ihr

sie / Sie

Maak de zin af:

(Ben jij) _____ heute in der Schule?

1. Du bist
2. Bin ich
3. Bin du
4. Bist du

Maak de zin af:

Wann (heeft zij) _____ Pause?

1. haben es
2. hat sie
3. haben sie
4. hat er

Het zelfstandig naamwoord

der (m) 

Alle woorden die biologisch mannelijke zijn!         

die (v) 

Alle woorden die biologisch vrouwelijk zijn, of op een -e eindigen!

das (o)

De meeste het woorden en alle woorden die eindigen op -chen of -lein!

die (mv)

Alle woorden in het meervoud

Bepaal het lidwoord

Pferd (het paard)

1. der
2. die
3. das
4. die (meervoud)

Bepaal het lidwoord

Kater (de kater)

1. der
2. die
3. das
4. die (meervoud)

Bepaal het lidwoord

Katzen (de katten)

1. der
2. die
3. das
4. die (meervoud)

Bepaal het lidwoord

Tasche (de tas)

1. der
2. die
3. das
4. die (meervoud)

De onbepaalde lidwoorden

ein / eine 

= een

        

kein / keine 

= geen

Ken je nog de regels?
Wanneer moet je een -e bijvoegen?

Bepaal het lidwoord

Tasse (een kopje)

1. ein
2. eine
3. kein
4. keine

Bepaal het lidwoord

Bananen (geen bananen)

1. ein
2. eine
3. kein
4. keine

Bepaal het lidwoord

Bett (een bed)

1. ein
2. eine
3. kein
4. keine

Bepaal het lidwoord

Mann (geen man)

1. ein
2. eine
3. kein
4. keine

Wat hebben we
vandaag herhaald?

Wat gaan we volgende keer doen?

Herhaling Woordenschat

Zelfstandig aan de slag

(Quizlet of leerwerk)