2.7 a grammatica **

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Welkom

Ga rustig zitten.

Doe je telefoon weg en zet je tas op de grond.

lesopbouw

• wat weet je al?
  
• doel
• uitleg
• zelfstandig werken 
  
• afsluiting

Wat weet je al?

Welke woordsoorten ken je?

Doel

Aan het eind van de les kan je 

acht verschillende woordsoorten

 herkennen in een zin of tekst.

woordsoorten

werkwoord - doe-woorden

lidwoord - de/het/een

zelfstandig naamwoord - de/het/een ervoor --> mensen , dieren, dingen,                                                                                                             planten, begrippen

bijvoeglijk naamwoord - zegt iets over het zelfstandig naamwoord

voorzetsel - het vogelhuisje/de kast/de vakantie

Telwoord

persoonlijk voornaamwoord

bezittelijk voornaamwoord

Telwoorden

Wat is een telwoord?

Een telwoord is een woord dat een hoeveelheid of een volgorde aangeeft.

Tien, duizend, eerste, tweede, meer, minder, laatste ect. 

persoonlijk voornaamwoord

PVW:

• vervangt een zelfstandig naamwoord.
• staat meestal in de plaats van namen van personen.
• soms van dieren, voorwerpen of dingen.

ik / je / u / hij / haar / het /ons / jullie / hen

persoonlijk voornaamwoord

• Stephan speelt graag basketbal. Hij oefent elke dag.
• Kittens zijn zo schattig. Ze spelen de hele dag met elkaar.
• Chantal en Pien gaan uit. Ze gaan naar de film.
• Ik keek naar haar.
• Mijn vader en ik wassen de auto. Dat doen wij elke maand.

persoonlijk voornaamwoord

LET OP: Het is lidwoord, maar soms een persoonlijk voornaamwoord.

• Een lidwoord hoort bij een zelfstandig naamwoord.

      het boek, het schrift, het schoolplein

• Een persoonlijk voornaamwoord vervangt een zelfstandig       naamwoord.

      Het is mooi.

      Het wordt lekker weer.

bezittelijk voornaamwoord

BVW:

• geeft een bezit aan.
• je weet van wie iets is.

bezittelijk voornaamwoord

mijn boek               het boek is van mij.

jouw / je boek       het boek is van jou.

uw boek                  het boek is van u.

zijn / haar boek    het boek is van haar.

onze boeken         het boek is van ons.

jullie boeken         het boek is van jullie.

hun boeken           het boek is van hun.

Staat altijd voor een

zelfstandig naamwoord

of na van.

zelfstandig werken

Maak opdrachten papierenwerkboek en werkboek. 

--> zie bord

afsluiting

exitticket.nl/ticket/df69x

Schrijf de woorden bij het juiste woordsoort.