H1 NN 2-KGT Taalverzorging 3 Spelling PV-TT PV-VT

H1 Taalverzorging 3 Spelling
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare school

Cette leçon contient 40 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

H1 Taalverzorging 3 Spelling

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
- Je leert de persoonsvorm (PV) in de tegenwoordige tijd goed spellen.
- Je leert zwakke en sterke werkwoorden in de verledentijd goed spellen. 
- Je leert de moeilijke woorden uit de paragraaf goed spellen. 

Slide 2 - Diapositive

Persoonsvorm 
in tegenwoordige tijd

Slide 3 - Diapositive

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Slide 4 - Diapositive

3 spellingsregels
ik-vorm of je/jij bij een vraag = IK-VORM (stam)
jij/je/hij/zij/het/u = IK-VORM + T
wij/jullie/zij = STAM + -EN (of -N)

Slide 5 - Diapositive

Herhaling persoonsvorm tegenwoordige tijd
Zo schrijf je de persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt):



ik of jij erachter
ik-vorm 
ik word, vind jij
enkelvoud: jij/hij/zij/het
ik-vorm + t
jij wordt, zij vindt
meervoud:
wij/zij/jullie
hele werkwoord
wij vinden, jullie worden 

Slide 6 - Diapositive

leer dus deze 3 regels
deze 3 regels gelden voor alle persoonsvormen in de tegenwoordige tijd

Slide 7 - Diapositive

De verleden tijd 

van zwakke werkwoorden!

Wat zijn zwakke werkwoorden?

Slide 8 - Diapositive

Zwakke werkwoorden

Slide 9 - Diapositive

Zwakke werkwoorden

Slide 10 - Diapositive

Zwakke werkwoorden
De verleden tijd van zwakke werkwoorden maak je zo:




enkelvoud
stam + -de
stam + -te
ik/jij/hij/zij
speelde, herhaalde
lustte, fietste
meervoud
stam + -den
stam + -ten
wij/jullie/zij
speelden, herhaalden
lustten, fietsten

Slide 11 - Diapositive

Zwakke werkwoorden
oefenen

Slide 12 - Diapositive

Stap 1. 
Pak de stam van het werkwoord.
Om de stam te vinden haal je -en (of -n) van het hele werkwoord eraf.

Slide 13 - Diapositive

de stam van zwakke werkwoorden
reizen - reiz
leven - lev
- pakken - pakk
- maken - mak
gooien - gooi

Slide 14 - Diapositive

stap 2.
kijk naar de laatste letter van de STAM
reiz = z
lev = v
pakk = k
mak = k
gooi = i

Slide 15 - Diapositive

stap 3.
Welke klank, van de laatste letter van jouw STAM, hoor je in het woord  't ex kopfschip ?

(let op: bij reiz hoor je een Z / bij lev hoor je en V / bij gooi hoor je een J-klank)

Slide 16 - Diapositive

stap 4. 
Zit jouw klank van de stam in 't kofschip?
JA, dan komt in de verledentijd -te of -ten erbij.
NEE, dan komt in de verledentijd -de of -den erbij.

Slide 17 - Diapositive

stap 5. 
Controleer of je de juiste spelling van het zwakke werkwoord hebt:
reizen - reiz - ik reisde / wij reisden
leven - lev - ik leefde / wij leefden
pakken - pakk - ik pakte / wij pakten
maken - mak - ik maakte / wij maakten
gooien - gooi - ik gooide / wij gooiden

Slide 18 - Diapositive

De verleden tijd 

van sterke werkwoorden!

Wat zijn sterke werkwoorden?

Slide 19 - Diapositive

Sterke werkwoorden

Slide 20 - Diapositive

sterke werkwoorden in de verleden tijd
De sterke werkwoorden zijn anders dan de regel.

Voorbeelden van sterke werkwoorden zijn:
lopen-liep / nemen-namen / schrijven-schreven / eten-aten / geven-gaven / brengen-brachten.... 

De sterke werkwoorden moet je 'gewoon' onthouden.


Slide 21 - Diapositive

Sterke werkwoorden
Veel sterke werkwoorden eindigen als voltooid deelwoord op –en, maar dit is dus niet altijd zo. Er zijn geen duidelijke regels bij het vervoegen van sterke werkwoorden. 

Slide 22 - Diapositive

Oefenen
De persoonsvorm tegenwoordige tijd goed spellen

Deze websites kun je gebruiken om extra te oefenen.

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Lien

Slide 25 - Lien

Slide 26 - Lien

Slide 27 - Lien

Slide 28 - Lien

Slide 29 - Lien

Extra oefenen
De persoonsvorm verleden tijd van zwakke werkwoorden spellen.

Deze websites kun je gebruiken om extra te oefenen

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Lien

Oefenen
De persoonsvorm verleden tijd van sterke werkwoorden spellen.

Deze websites kun je gebruiken om extra te oefenen.

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Lien

Slide 34 - Lien

Slide 35 - Lien

Oefenen in/met het lesboek
blz. 32-33
Gewoon werktempo: maak opdracht 1-2-3-4-6
Snel klaar? Maak opdracht startopdracht-5.

Slide 36 - Diapositive

Leren voor de toets
- de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd goed spellen (via de 3 regels)
- de persoonsvorm in de verleden tijd met zwakke werkwoorden goed spellen (met gebruik van 't kofschip en de 5 stappen)
- de persoonsvorm in de verleden tijd met sterke werkwoorden goed spellen (uit het hoofd leren)

Slide 37 - Diapositive

Woordenlijst taalverzorging
De volgende woorden moet je kennen en goed kunnen spellen voor de toets:
apotheek           chauffeur             informatie              reclame           temperatuur
bladzijde            etalage                 lichaam                   schouder         theorie
blauw                   februari               nauwkeurig           seizoen             twijfel
blokkade            hoeveelheid      oktober                    spiegel              vrouwelijk
patiënt                pyjama                 tennisracket          televisie

Slide 38 - Diapositive

Moeite met deze lesstof?
GEBRUIK DE BRUG
Achterin het lesboek:
blz. 226-227 theorie werkwoordspelling + opdracht 3-4-5-6-7
blz. 231 schema werkwoordspelling 

Slide 39 - Diapositive

EINDE LES!

Slide 40 - Diapositive