Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Stellende - vergrotende - overtreffende trap
Hard harder hardst(e)
Kaal kaler kaalst(e)
Mooi mooier mooist(e)
Veel meer meest(e)
Weinig minder minst(e)
Welk woord er na als of dan komt, hoor je als je (in gedachten) de zin langer maakt:
maken opdr. 16 t/m 20
blz. 147