BSR 22/5 2ha Grammatica WS betrekkelijk vnw

Open alvast je boek op blz. 228-229
Log alvast in op LessonUp!
§14: Betrekkelijk voornaamwoord

Voordat we beginnen:
WELKOM 2HA
GRAMMATICA
WOORDSOORTEN
timer
2:00
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Open alvast je boek op blz. 228-229
Log alvast in op LessonUp!
§14: Betrekkelijk voornaamwoord

Voordat we beginnen:
WELKOM 2HA
GRAMMATICA
WOORDSOORTEN
timer
2:00

Slide 1 - Diapositive

Planning

Uitleg werkwoordspelling 

Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
P L A N N I N G
Cursus 5 - Grammatica
1. Lesdoelen.
2. Herhaling van de woordsoorten tot nu toe.
3. Uitleg §14: betrekkelijk voornaamwoord.
4. Klassikale check.
5. Tijd voor huiswerk (zelfstandig of in tweetallen).
6. Afsluiten

Slide 2 - Diapositive

  • Je kunt uitleggen wat een betrekkelijk voornaamwoord is.
  • Je kunt betrekkelijk voornaamwoorden herkennen en gebruiken.
Lesdoelen

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Grammatica woordsoorten
Zinnen bestaan uit woorden. Die woorden kun je indelen in soorten. Je kunt van elk woord in een zin bepalen bij welke woordsoort het hoort. Zo ontdek je hoe een taal is opgebouwd.

Slide 5 - Diapositive

Nakijken:
Opdracht 3
blz. 229.

Slide 6 - Diapositive

§14: Betrekkelijk voornaamwoord
blz. 232-233

Slide 7 - Diapositive

Betrekkelijk voornaamwoord
1. Met de jongen (bijv.bijzin die daar op dat bankje zit), heeft mijn zus verkering gehad.
2. Het alarm (bijv.bijzin dat je op vrijwel elke wekker vindt), is een pieper of zoemer.
3. Hij is de politicus (bijv.bijzin op wie ik ga stemmen).
4. Er is niets (bijv.bijzin wat ik niet durf).




Slide 8 - Diapositive

Betrekkelijk voornaamwoord
De zinnen 1 tot en met 4 bevatten elk een bijvoeglijke bijzin. Een bijvoeglijke bijzin begint vaak met een betrekkelijk voornaamwoord (betr.vnw). Zo’n betrekkelijk voornaamwoord wijst terug naar een kern, een woord dat eerder genoemd is: het antecedent (in de voorbeeldzinnen onderstreept).
De meest gebruikte betrekkelijke voornaamwoorden zijn die, dat, wie en wat.
Let op: woorden als waar, waarmee, waarover, waarvan, waar… zijn geen betrekkelijke voornaamwoorden, maar bijwoorden.

Slide 9 - Diapositive

Met het betrekkelijk voornaamwoord die verwijs je naar de-woorden (zie zin 1), met dat naar het-woorden (zie zin 2).

1. Met de jongen die daar op dat bankje zit, heeft mijn zus verkering gehad.
2. Het alarm dat je op vrijwel elke wekker vindt, is een pieper of zoemer.

Let op: Als je die/dat kunt vervangen door deze of dit, is die/dat geen betrekkelijk voornaamwoord, maar een aanwijzend voornaamwoord.


Betrekkelijk voornaamwoord
die en dat

Slide 10 - Diapositive

Met een voorzetsel + wie verwijs je naar een persoon:
door wie, voor wie enzovoort (dus niet met waar+voorzetsel: waarover, waarvoor enzovoort).

Dus: Syenne, van wie ik dit huisje huur, maakt een rondreis door Chili.

Niet: *Syenne, waarvan ik dit huisje huur, maakt een rondreis door Chili.
(* betekent: ongrammaticaal)
Betrekkelijk voornaamwoord
voorzetsel + wie

Slide 11 - Diapositive

Met het betrekkelijk voornaamwoord wat verwijs je naar:

  • Een overtreffende trap na ‘het’, die niet gevolgd wordt door een zelfstandig naamwoord:
Het noorderlicht is het mooiste wat ik ooit heb gezien).
  • Woorden als alles, datgene, diegene, het enige, iets, niets, veel, weinig:
Alles wat op de site staat, is uit voorraad leverbaar.
  • Een hele zin of een deel van een zin:
Ridouan is een ijverige leerling, wat niet gezegd kan worden van Wesley.

Betrekkelijk voornaamwoord
wat

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Slide 14 - Lien

Uitlegfilmpje!

Slide 15 - Diapositive

Aan het werk
Optie A:
Huiswerk voor de volgende les
Klaar?
Vooruitwerken
Wat?
Cursus 5, §14: Betrekkelijk voornaamwoord.

Opdracht 1 t/m 5 (blz. 232-233).

Kies zelf of je de opdrachten in je boek of in de online leeromgeving maakt.

Werk alvast verder aan Cursus 5, 
§16: WS Mixopdrachten (digitale paragraaf).

Neem de groene stukjes theorie goed door voordat je aan de mixopdrachten begint!



timer
25:00

Slide 16 - Diapositive

  • Je kunt uitleggen wat een betrekkelijk voornaamwoord is.
  • Je kunt betrekkelijk voornaamwoorden herkennen en gebruiken.
Lesdoelen

Slide 17 - Diapositive

'Ik kan aan iemand anders uitleggen wat een betrekkelijk
voornaamwoord is.''
0 = echt (nog) niet / 10 = zeker wel
010

Slide 18 - Sondage

Als je kauwgom op je trui vastplakt,
is het beste *wat* je kunt doen de kauwgom insmeren met pindakaas.
A
betrekkelijk voornaamwoord
B
vragend voornaamwoord

Slide 19 - Quiz

Op deze site vind je alles *wat* je wilt weten over lenzen.

A
betrekkelijk voornaamwoord
B
vragend voornaamwoord

Slide 20 - Quiz

*Met wie* ga jij naar het schoolfeest?
A
betrekkelijk voornaamwoord
B
vragend voornaamwoord

Slide 21 - Quiz

Maak een zin waar een betrekkelijk
voornaamwoord in voorkomt.

Slide 22 - Carte mentale