3V Paragraaf 2.1 Sparen en beleggen (2 lessen)

• Economie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Hoofdstuk 2 - Omgaan met geld

1. Sparen en beleggen
2. Heb je geld genoeg? --> Lenen
3. Ben jij verzekerd?
4. Heeft de overheid invloed?

Toets in de laatste week van blok 1 --> veel rekenen met procenten

Waarom zou je gaan sparen?

(of beleggen)

Sparen

Sparen 🡪 uitstellen  consumptie

Sparenmotieven:

Rente (interest)

Rente is een vergoeding voor het lenen van geld

Rente

De rente die ontvangt =

de nominale rente. 

De reële rente =

gecorrigeerd met de inflatie.

Spaarvormen

2 spaarvormen:

• gewone spaarrekening

        - geld is vrij opneembaar

        - variabele rente

• spaardeposito
  

        - vaste looptijd

        - vaste rente

Welke van deze spaarvorm heeft de hoogste rente?

Rente

2 soorten rentes als je spaart:

1. Enkelvoudige rente 🡪 rente na afloop van een jaar
2. Samengestelde rente 🡪 rente over meerdere jaren (rente op rente)

 

Enkelvoudige rente

Je hebt € 2.500 op een spaardeposito met 3% rente. Hoeveel rente ontvang je na 1 jaar?

• 
  

en na 2 jaar?

• 
  

en na 5 maanden?

• 
  

Maken opgave 7 blz. 42

Klaar ? Ga verder met 1 t/m 6

Opgave 7 bespreken

Afmaken opgave 1 t/m 6 

Klaar? Ga verder met 8 + 9 + evt. Rekenen 1 + 2 (blz. 68)

Huiswerk = opgave 1 t/m 9

Beleggen

Investeren van geld in aandelen of obligaties

 

Doel: geld verdienen. 

Echter: De opbrengst is onzeker.

Beleggen

2 beleggingsvormen:

• obligaties

        - lenen van geld aan de overheid of een bedrijf

        - rendement (opbrengst): rente en koerswinst (of verlies)

• aandelen
  

        - dan ben je aandeelhouder / (mede) eigenaar van een bedrijf

        - rendement (opbrengst): dividend (winst) en koerswinst (of verlies)

Samengestelde rente (eindsaldo)

Je hebt € 2.500 op je spaarrekening en ontvangt 3% rente. Wat is je spaarsaldo na 1 jaar?

• 
  

en na 2 jaar?

• 
  

en na 3 jaar?

• 
  

Maken opgave 10 blz. 43

Klaar ? Ga verder met 13 t/m 16

Opgave 10 bespreken

Je stort € 2.500 op de bank. Het rentepercentage is 1,8% samengestelde rente.

a. Bereken hoeveel rente je ontvangt na 1 jaar.

• 1,8 / 100 × € 2.500 = € 45
  

b. Bereken het spaarsaldo na 5 jaar.

• 1,018 × 1,018 × 1,018 × 1,018 × 1,018 × € 2.500 = € 2.733,25
• of 1,0185 × € 2.500 = € 2.733,25

c. Bereken hoeveel rente je na 5 jaar in totaal hebt ontvangen.

• (1,018 × 1,018 × 1,018 × 1,018 × 1,018 × € 2.500) – € 2.500 = € 233,25
• of 1,0185 × € 2.500 – € 2.500 = € 233,25

Afmaken 13 t/m 16

Klaar? Ga verder met 11 + 12 + 17 t/m 20

Huiswerk volgende week= 1 t/m 20 van 2.1

Als je spaart voor het geval je wasmachine kapot gaat, dan spaar je ...

1. zonder motief
2. met een doelmotief
3. met een zekerheidsmotief
4. met een vermogensmotief

Je rente op je spaarrekening is 3% en de inflatie is 6%. Wat is dan in jouw geval de reële rente?

1. -3%
2. -2,8%
3. 2,8%
4. 3%

Je hebt € 1.000 op je spaarrekening staan. Hoeveel rente ontvang je in 2 jaar en 5 maanden met een enkelvoudige rente van 3%?

1. € 72,50
2. € 75
3. € 77,50
4. € 80

Je hebt € 1.000 op je spaarrekening staan. Hoeveel rente ontvang je in 3 jaar met een samengestelde rente van 3%?

1. € 82,71
2. € 87,43
3. € 92,73
4. € 95,85

Wat zijn de eigenschappen van een spaardeposito?

1. variabele rente en variabele looptijd
2. vaste rente en variabele looptijd
3. variabele rente en vast looptijd
4. vaste rente en vaste looptijd

Wat is een nadeel van beleggen (in obligaties en/of aandelen) ten opzichte van sparen?

1. je hebt kans op een hoger rendement
2. je loopt meer risico
3. je kunt er niet zomaar vanaf
4. beleggen heeft geen nadeel t.o.v. sparen