DER, DIE und DAS en rangtelwoorden

• Duits
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

0

welk lidwoord hebben mannelijke woorden?

welk lidwoord hebben vrouwelijke woorden?

welk lidwoord hebben onzijdige woorden?

welk lidwoord hebben woorden in de meervoud?

der

 mannelijke personen

mannelijke dieren

mannelijke beroepen

dagen

maanden

dagdelen

jaargetijden

die

vrouwelijke personen

vrouwelijke dieren

vrouwelijke beroepen (eindigen op "in")

woorden die eindigen op:

 -eit/-ung/-e/ - schaft

das

veel 'het'-woorden in het Nederlands

verkleinwoorden : eindigen op: (-chen) en

(-lein)

die

woorden in het meervoud

DER (m)

DIE (v)

DAS (o)

DIE (mv)

Schule

Mädchen

Haus

Abend

Kuh

Kaninchen

Möglichkeit

Sommer

Kinder

Aufgaben

Kind

1. der
2. die
3. das

... Dienstag

1. der
2. die
3. das

... Übung

1. der
2. die
3. das

Klasse

1. der
2. die
3. das

Freundin

1. der
2. die
3. das

Mädchen

1. der
2. die
3. das

Freiheit

1. der
2. die
3. das

... September

1. der
2. die
3. das

... Kater

1. der
2. die
3. das

... Restaurant

1. der
2. die
3. das
4. die - meervoud

Bruder

1. der
2. die
3. das

Mädchen

1. der
2. die
3. das

Dienstag

1. der
2. die
3. das

Autos

1. der
2. die
3. das

Gymnasium

1. der
2. die
3. das

Herbst

1. der
2. die
3. das

Italienerin

1. der
2. die
3. das

Tasche

1. der
2. die
3. das

Mannschaft

1. der
2. die
3. das

Lehrer

1. der
2. die
3. das

Lehrerin

1. der
2. die
3. das

Ik weet nu welke lidwoorden ik voor mannelijke, vrouwelijke, onzijdige of meervouds-woorden moet gebruiken.

1. ja
2. nee
3. niet zeker

rangtelwoord

2 t/m 19 = getal + te

zwei + te = zweite

vanaf 20 = getal + ste

zwanzig + ste = zwanzigste

uitzonderingen!

eins = erste

drei = dritte

sieben = siebte

acht = achte

Maak een rangtelwoord:
2.

Maak een rangtelwoord:
9.

Maak een rangtelwoord:
27.

Maak een rangtelwoord:
30.

Maak een rangtelwoord:
3.

Maak een rangtelwoord:
16.

Maak een rangtelwoord:
20.