Examentraining Les 1

Winkel en Logistiek
Aan 't werk in de winkel


1 / 51
suivant
Slide 1: Diapositive
VerkooppraktijkPraktijkonderwijsLeerjaar 4

Cette leçon contient 51 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Winkel en Logistiek
Aan 't werk in de winkel


Slide 1 - Diapositive

De kassamedewerker
"De winkelmedewerker is het visitekaartje van de winkel"

Klantvriendelijk én klantgericht!


Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Noem 4 taken van een kassamedewerker?

Slide 4 - Question ouverte

Een bedieningssysteem is de manier waarop klanten in de winkel geholpen worden.
Welke 3 bedieningssystemen ken je?

Slide 5 - Question ouverte

Hoe lang duurt het verkoopgesprek? 
Bedieningssystemen:
- Zelfbediening (supermarkt)
- Semi-zelfbediening (kledingwinkel)
-Bediening (bakker)

Slide 6 - Diapositive

Kassameubels
- Check-out (Kassa met rolband b.v. in de supermarkt)
- Open toonbank (Speciaalzaak waarop de kassa staat b.v. in de kledingwinkel)
- Gesloten toonbank (Alleen personeel kan achter toonbank komen, b.v. bij de bakker)
- Zelfscankassa (klant kan zelf artikelen scannen, b.v. in de supermarkt)

Slide 7 - Diapositive

Wat voor verkoopsysteem is:
De zelfscan bij de Albert Heijn
A
Zelfbediening
B
BUZ-systeem
C
Zelfkeuze
D
Bediening

Slide 8 - Quiz

Wat is een toonbank?
A
B
C
D

Slide 9 - Quiz

Soorten kassa's
- Kassa met barcodescanning
- Kassa met handmatige bediening
- Kassa met weegschaal

Slide 10 - Diapositive

Dit een kassa met barcodescanning van de supermarkt?
A
Onjuist
B
Juist

Slide 11 - Quiz

Functies van de kassa
- Registreren (hoeveel klanten, hoeveel is er verkocht, welke producten zijn verkocht)
- Rekenen (uitrekenen hoeveel klant moet betalen en hoeveel wisselgeld klant terug krijgt)
- Bewaren (geld wordt bewaard in de kassala)
- Afromen (teveel bankbiljetten worden vanuit de kassala in de kluis bewaard)
- Informeren (overzicht van wat er verkocht is, hoeveel geld er in kassa moet zitten)
- Printen (bon voor klant, informatie voor de winkel over omzet)

Slide 12 - Diapositive

De klant moet betalen: €7,35 en geeft €20.
Wat geef je terug?
A
€12,65
B
€13,00
C
€12,35
D
€20,00

Slide 13 - Quiz

De klant moet betalen: €12,10 en geeft €50.
Wat geef je terug?
A
€39,90
B
€50,00
C
€38,90
D
€37,90

Slide 14 - Quiz

De klant moet betalen: €1,45 en geeft €10.
Wat geef je terug?
A
€9,00
B
€8,55
C
€8,45
D
€9,55

Slide 15 - Quiz

De klant moet betalen: €66,65 en geeft €100.
Wat geef je terug?
A
€66,35
B
€44,45
C
€33,35
D
€44,35

Slide 16 - Quiz

De klant moet betalen: €5,55 en geeft €20.
Wat geef je terug?
A
€14,45
B
€15,55
C
€20,00
D
€15,45

Slide 17 - Quiz

Aan de slag!
- Kassatrainer online
-Oefenen met kassa in winkel
-Op zoek naar verschillende kassasystemen in winkel

Slide 18 - Diapositive

Geld verdienen..
Ondernemer = eigenaar van de winkel
Bedrijfsleider = verantwoordelijk voor wat er elke dag in de winkel gebeurt

De ondernemer wil weten of het goed gaat met zijn bedrijf.

Slide 19 - Diapositive

Belangrijke kassa-informatie
- Omzet
- Kosten
- Winst
- Btw

Slide 20 - Diapositive

Winst?
Omzet = totaal aan geld dat er in de winkel binnenkomt met het verkopen van producten 
Kosten = alle dingen die de winkel moet betalen om producten te kunnen verkopen
Winst = wat er overblijft als de alle kosten van de omzet zijn afgehaald.
Omzet - Kosten = Winst


Slide 21 - Diapositive

Btw
Btw= "belasting over toegevoegde waarde"

9% = levensmiddelen
21% = alle andere artikelen

Slide 22 - Diapositive

Bonnen
- Kassabon 
- Retourbon 
- X-bon
- Z-bon

Slide 23 - Diapositive

X-bon (tussenstand)
- Aantal klanten
- Omzet per artikelgroep
- Hoeveel artikelen er zijn  verkocht per artikelgroep
- Totale omzet
- Datum en tijd

Slide 24 - Diapositive

Z-bon (eindstand)
- Aantal klanten
- Omzet per artikelgroep
- Hoeveel artikelen er zijn verkocht per artikelgroep
- Totale omzet
- Datum en tijd

Na het printen van de Z-bon staat de kas weer op 0.

Slide 25 - Diapositive

Afrekenen bij de kassa
5 Stappen
1. Begroeten van de klant
2.Helpen van de klant
3. Bedienen van de kassa
4. Afrekenen 
5. Afronden en afscheid nemen

Slide 26 - Diapositive

1. Begroeten
"Goedemiddag"
"Heeft u alles kunnen vinden"

Slide 27 - Diapositive

2. Helpen van de klant
"Heeft u nog vragen over het product?"
"Heeft u een klantenkaart?"
"Is het een cadeau?"
Bijverkoop

Slide 28 - Diapositive

3. Bedienen van de kassa
- Alle producenten invoeren (logische volgorde) 
- Check de prijs
- Legt de klant alle producten bij de kassa?

Slide 29 - Diapositive

4. Afrekenen
- Contant
- Pinnen met bankpas
- Contactloos pinnen met bankpas
- Betalen via app

Slide 30 - Diapositive

5. Afronden en afscheid
"Wilt u spaarzegels?"
"De kassabon is uw garantiebewijs"
"Veel plezier met uw aankoop en een fijne dag!"

Slide 31 - Diapositive

Oefenen
"Wisselgeldspel"

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Lien

Slide 34 - Vidéo

Kasopmaken
Kasopmaken = controleren of het geld dat in de kassa hoort te zitten ook echt in de geldlade zit.

Contact geld  in de kassa + totaal gepind bedrag  = Totaalbedrag Z-bon

Slide 35 - Diapositive

Kasverschil
Kasverschil = totaalbedrag is niet hetzelfde als op de Z-bon

Positief kasverschil = te veel geld in de kassa
Negatief kasverschil = te weinig geld in de kassa

Slide 36 - Diapositive

Kasverschil?
- klant heeft te weinig betaald
- kassamedewerker heeft te veel wisselgeld teruggegeven
- telfout tijdens kasopmaak
- gestolen (medewerker of klant)

Slide 37 - Diapositive

Betaalmiddelen
- Contant geld = chartaal geld
- Pinnen
- Contactloos

Slide 38 - Diapositive

Wisselgeld teruggeven
-Doortelmethode = je telt van het bedrag dat de klant moet betalen naar het bedrag dat de klant heeft gegeven
17,95 --> 20,00
0,05 (=18,00) + 2,00 (=20,00) 
-Leg het briefgeld niet meteen in de kassa


Slide 39 - Diapositive

Afronden
- Je kijkt naar het laatste getal van het totaal geldbedrag
- Wanneer je contant iets gaat afrekenen wordt het totaalbedrag afgerond op 0 of 5.
- 1, 2, 8 en 9 worden afgerond op 0.
- 3, 4, 6 en 7 worden afgerond op 5
- 1 flesje cola van 0,99 cent = 1,00 euro
- 4 flesjes cola van 0,99 cent? = ??

Slide 40 - Diapositive

Omruilen / retourneren
-Ruilen = ander product
-Retourneren = geld terug
-Regels?

Slide 41 - Diapositive

Garantie
Garantie betekent dat de verkoper belooft dat het product goed werkt én goed blijft (als het goed gebruikt wordt...). Als het toch stuk gaat wordt het gerepareerd of krijg je een nieuwe.

Kassabon  = (vaak) garantiebewijs

Slide 42 - Diapositive

Echt of vals geld?
Echtheidskenmerken
- Voelbare inkt
- Watermerk
- Kantelen
- UV-lamp

Slide 43 - Diapositive

Overval!
RAAK
R = Rustig blijven
A = Aanvaard de bevelen en volg deze snel en kalm op
A =Afgeven van het geld of goederen
K = Kijk goed en probeer te onthouden wat je ziet
Cette vidéo n'est plus disponible

Slide 44 - Diapositive

Slide 45 - Diapositive

Praktijk 
Afrekenen, 5 stappen
- Opdracht cadeau inpakken
- Opdracht kleding vouwen
- Opdracht kasopmaken

Voorbereiden op praktijktoets:
- Afrekenen in de schoolwinkel

Slide 46 - Diapositive

Praktijk: kleding vouwen

Slide 47 - Diapositive

Slide 48 - Lien

Praktijk: cadeau inpakken

Slide 49 - Diapositive

Slide 50 - Lien

Praktijk: kasopmaken

Slide 51 - Diapositive