Cette leçon contient 39 diapositives, avec diapositives de texte et 4 vidéos.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
14.4 het netvlies en de hersenen
Hoe werkt een kleurenblindheidsbril?
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Vidéo
Inhoud hoofdstuk
14.1 Zintuigcellen (plus evenwichtszintuig)
14.2 Gehoorzintuig
14.3 Gezichtszintuig
14.4 Netvlies en de hersenen
14.5 Zintuigen en regeling
Slide 3 - Diapositive
Doel 14.4
Je kunt de werking van staafjes en kegeltjes uitleggen Je kunt uitleggen hoe we kleuren kunnen zien Je kunt uitleggen hoe de kleurenblindheidsbril werkt Je kunt uitleggen hoe de schakelingen van onze zenuwcellen het beeldcontrast verhogen Je kunt uitleggen hoe de interpretatie van onze hersenen gezichtsbedrog kan veroorzaken
Slide 4 - Diapositive
Het netvlies
Gele vlek: centrale deel netvlies met alleen kegeltjes.
Hiermee kun je het scherpst zien.
Blind vlek: plek waar de bloedvaten en axonen het oog verlaten. Met dit stuk netvlies kun je niet zien.
Slide 5 - Diapositive
Bouw van het netvlies
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Vidéo
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Vidéo
Staafjes Kegeltjes
Lichtgevoeligheid hoog
Zwart/ wit
Meerdere staafjes per zenuwcel (wazig beeld)
Buiten gele vlek
Geven neurotransmitter af als er GEEN licht op valt
Lichtgevoeligheid laag
Kleuren (groen, blauw, rood)
Eén zenuwcel per kegeltje (scherp beeld)
Vooral in gele vlek
Geven neurotransmitter af als er GEEN licht op valt
Slide 10 - Diapositive
Staafjes - rhodopsine
Rhodopsine valt uiteen in retinal en opsine als er licht op valt.
Signaalcascade (waterval) -> Na+ poorten
sluiten -> hyperpolarisatie -> hoeveelheid
neurotransmitter daalt.
Lage prikkeldrempel -> er is maar weinig
licht nodig om rhodopsine uiteen te laten vallen.
Slide 11 - Diapositive
Staafjes - rhodopsine
Na belichting wordt rhodopsine weer terug-
gevormd en kan het staafje weer opnieuw
belicht worden.
Nachtblindheid: terugvorming rhodopsine is
verstoord - duurt langer.
Slide 12 - Diapositive
Staafjes - pixels
Veel staafjes geven samen informatie door
aan één oogzenuwcel.
Hierdoor wordt de zenuwcel snel geprikkeld,
er hoeft maar één staafje de prikkeldrempel te
bereiken.
Je kunt alleen niet erg scherp zien -> laag
scheidend vermogen.
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Vidéo
Kegeltjes - fotopsine
Fotopsine valt uiteen als er licht op valt. Signaalcascade (waterval) -> Na+ poorten sluiten -> hyperpolarisatie -> hoeveelheid neurotransmitter daalt.
Hoge prikkeldrempel -> er is veel licht nodig om fotopsine uiteen te laten vallen.
Slide 15 - Diapositive
Cascade fotopsine of rodopsine gelijk
In de staafjes zit de stof rodopsine in cisvorm
Door licht wordt de cisvorm van rodopsine in transvorm veranderd en wordt het eiwit opsine afgesplitst
Opsine remt de vorming van cGMP een stof die normaal aan een receptor van een natrium kanaal is gebonden om dit kanaal open te houden.
Door gebrek aan c GMP gaan de NA+ kanalen dicht en wordt er geen neurotransmitter meer afgegeven, waardoor de cel hyperpolariseerd en een beeld wordt afgegeven aan de hersenen.
Wanneer enzymen retinal terug brengen naar cis-vorm:
komt rhodopsine weer in z’n inactieve staat.
Dit duurt even ! (effect wanneer abrupt van licht naar donker)
Slide 16 - Diapositive
Kegeltjes - fotopsine
Drie verschillende vormen van fotopsine:
gevoelig voor blauw, groen of rood licht.
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
Kleurenblindheid
Slide 19 - Diapositive
Kleurenblindheidsbril
Filtert de golflengtes waar de grootste overlap zit uit het spectrum.
Er daardoor meer onderscheid tussen rood en groen en de kegeltjes reageren hier daarom verschillend op -> meer kleuren.
Slide 20 - Diapositive
Kegeltjes - pixels
Kegeltjes zitten maar met enkelen op één
neuron geschakeld.
Hierdoor kun je met je kegeltjes scherp zien.
Vooral in de gele vlek is de dichtheid kegeltjes
hoog -> hoog scheidend vermogen.
Slide 21 - Diapositive
Gewenning
Slide 22 - Diapositive
Extra cellen
Ganglion cellen:
Voeren impulsen af naar de
hersenen
Bipolaire cellen:
Verbinden receptorcellen met
ganglioncellen
Door schakelingen betrokken
bij vorming receptieve velden
Slide 23 - Diapositive
Receptieve velden
B pigmentcellen
C fotoreceptoren (staaf + kegel)
D Bipolaire cellen
E ganglioncellen
hoe groter het receptieve veld, hoe lager het scheidend vermogen (resolutie)
Slide 24 - Diapositive
Extra cellen
Amacriene- en
horizontale cellen: verbinden
bipolaire cellen, receptorcellen en
ganglioncellen
Door schakelingen betrokken bij oa.
contrastversterking
Slide 25 - Diapositive
Contrastversterking
Slide 26 - Diapositive
Contrastversterking
Receptorcellen ontvangen licht -> remmen de verbonden horizontale cellen -> remming naastgelegen receptieve velden-> licht wordt lichter, donker wordt donkerder.
Slide 27 - Diapositive
Hoe werkt gezichtsbedrog?
Slide 28 - Diapositive
Interpretatie
Impulsen vanuit de ogen komen binnen in de primaire visuele cortex. De secundaire visuele cortex interpreteert het beeld.
Dit gaat niet altijd goed.
Slide 29 - Diapositive
Welke kleuren zitten in dit plaatje?
Slide 30 - Diapositive
Slide 31 - Diapositive
Slide 32 - Diapositive
Slide 33 - Diapositive
Slide 34 - Diapositive
14.3 en 14.4 Diepte, contrast en interpretatie
Slide 35 - Diapositive
Slide 36 - Diapositive
Doel 14.4
Je kunt de werking van staafjes en kegeltjes uitleggen Je kunt uitleggen hoe we kleuren kunnen zien Je kunt uitleggen hoe de kleurenblindheidsbril werkt Je kunt uitleggen hoe de schakelingen van onze zenuwcellen het beeldcontrast verhogen Je kunt uitleggen hoe de interpretatie van onze hersenen gezichtsbedrog kan veroorzaken