Thema 5 dictee 5


Eén op de drie mensen is ...................... ziek.
1 / 40
suivant
Slide 1: Question ouverte
SpellingBasisschoolGroep 7,8

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon


Eén op de drie mensen is ...................... ziek.

Slide 1 - Question ouverte


Dit is een ...................... smiley.

Slide 2 - Question ouverte


Als je ...................... hebt is lezen moeilijk.

Slide 3 - Question ouverte


Tegenwoordig heb je ...................... zonnepanelen.

Slide 4 - Question ouverte


 ...................... zijn er nu mindere werklozen in Nederland.

Slide 5 - Question ouverte


Werkwoord : kneuzen
Mijn vader ............. zijn enkel.
VT

Slide 6 - Question ouverte


Werkwoord : onthouden
Ik ............. alle getallen.
VT

Slide 7 - Question ouverte


Werkwoord : onthouden
De smiley ............. erg snel.
VT

Slide 8 - Question ouverte


Werkwoord : staan
De mensen ............. in de rij.
VT

Slide 9 - Question ouverte


Werkwoord : vergaan
Het schip ............. op de Atlantische Oceaan.
VT

Slide 10 - Question ouverte


Werkwoord : hechten
De chirurg ............. de grote wond.
VT

Slide 11 - Question ouverte


Suriname was vroeger een ...................... van Nederland.

Slide 12 - Question ouverte


Dit is een ...................... som.

Slide 13 - Question ouverte


In Egypte staan veel ....................

Slide 14 - Question ouverte


Dit dier heet een ....................

Slide 15 - Question ouverte


Werkwoord : vervolgen
De man wordt ............. voor de misdaad.

Slide 16 - Question ouverte


Werkwoord : fladderen
De vogels vliegen ............. weg.

Slide 17 - Question ouverte


Werkwoord : beslissen
Morgen ............. mijn moeder of ik mee mag.

Slide 18 - Question ouverte


Werkwoord : verwachten
De ............. regenbui bleef weg.

Slide 19 - Question ouverte


Werkwoord : grazen
De paarden staan............. in de wei.

Slide 20 - Question ouverte


Werkwoord : inlichten
De ............. mensen gaan weer weg.

Slide 21 - Question ouverte


Ik heb een speciaal .................... van deze strip.

Slide 22 - Question ouverte


Deze man speelt op een ....................

Slide 23 - Question ouverte


Een kokosnoot is een .................... vrucht.

Slide 24 - Question ouverte


Als je wilt weten wat je allemaal uitgeeft, moet je de ............. goed bijhouden.

Slide 25 - Question ouverte

groep 7

Ik kan sterke en zwakke werkwoorden in de tegenwoordige en verleden tijd goed schrijven.

Slide 26 - Diapositive

Werkwoord: staan
Ik ....... op mijn tenen.
VT

Slide 27 - Question ouverte

Werkwoord: worden
Hij ...... later stukadoor.
TT

Slide 28 - Question ouverte

Werkwoord: kopen
De mannen ...... nieuwe hengels
VT

Slide 29 - Question ouverte

Werkwoord: kneuzen
Mijn moeder ...... haar duim.
TT

Slide 30 - Question ouverte

Werkwoord: proeven
De kinderen .......... van de soep.
VT

Slide 31 - Question ouverte

Werkwoord: wuiven
De koningin ....... naar mij.
VT

Slide 32 - Question ouverte

groep 8

Ik weet wanneer ik
de verleden tijd  d
e tegenwoordige tijd
het voltooid deelwoord
het tegenwoordig deelwoord
het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord
miet gebruiken.

Slide 33 - Diapositive

Het tegenwoordig deelwoord
Het tegenwoordig deelwoord bestaat uit

het hele werkwoord (infinitief) + d(e)

Slide 34 - Diapositive

Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord




Zo kort mogelijk!

Slide 35 - Diapositive

werkwoord: vervolgen
De uitzending wordt morgen ............. .

Slide 36 - Question ouverte

werkwoord: fladderen
De vogels  ............. gisteren door de lucht .

Slide 37 - Question ouverte

werkwoord: loeien
De koeien liepen ........ door de wei.

Slide 38 - Question ouverte

werkwoord: verwachten
De ........... regenbui kwam niet.

Slide 39 - Question ouverte

Slide 40 - Lien