Les 5 - Oefening

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Verbanden

Je leert de opbouw van een tekst herkennen met behulp van signaalwoorden.

Om welk verband gaat het:

Als het vriest, kunnen we misschien schaatsen.

1. opsomming
2. tijd
3. reden, oorzaak, gevolg
4. voorwaarde

Wat is het signaalwoord:

Ik houd van schaatsen op sloten, kanalen en op dichtgevroren meren.

Wat is het verband:

Ik houd van schaatsen op sloten, kanalen en op dichtgevroren meren.

1. opsomming
2. tijd
3. tegenstelling
4. voorwaarde

Wat is het signaalwoord:

Voordat ik ga schaatsen trek ik altijd een thermoshirt aan.

Wat is het verband:

Voordat ik ga schaatsen trek ik altijd een thermoshirt aan.

1. opsomming
2. tijd
3. reden, oorzaak, gevolg
4. tegenstelling

Wat is het signaalwoord:

Dat is warmer dan wol, want je huid blijft droog als je zweet.

Wat is het verband:

Dat is warmer dan wol, want je huid blijft droog als je zweet.

1. tijd
2. reden, oorzaak, gevolg
3. tegenstelling
4. voorwaarde

Wat zijn de signaalwoorden:

Ik weet niet precies wanneer ik ben begonnen met schaatsen, maar ik weet wel dat het lang geleden is.

Wat is het verband:

Ik weet niet precies wanneer ik ben begonnen met schaatsen, maar ik weet wel dat het lang geleden is.

1. opsomming en oorzaak
2. oorzaak en tijd
3. tegenstelling en voorwaarde
4. tijd en tegenstelling

Opdrachten

Wat is het signaalwoord?

Hoe noem je het bijhorende tekstverband?

Noteer eerst het signaalwoord, dan een komma en dan het tekstverband.

Bijvoorbeeld: 

bovendien, opsomming

Het is hier heel mooi, maar heel duur.

Wij gaan de kerk bekijken, omdat het in de zon snikheet is.

Wil je een chocolade ijsje of
een vanille ijsje ?

Let goed op de uitleg van de gids, dan kan je het navertellen.

Meestal gaat het goed,
mits het niet te hard waait.

Terwijl ik er achteraan rende, bleef iedereen staan wachten.

Mijn zonnehoed ben ik verloren, doordat ik onvoorzichtig was.

Oefenen met teksten

Welke signaalwoorden kun je vinden in de tekst?

• Onderstreep de signaalwoorden in de tekst.

• Gebruik per tekstverband een andere kleur/vorm.