6-2 Engelse werkwoorden

Engelse werkwoorden in het Nederlands 
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Engelse werkwoorden in het Nederlands 

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

uitwerken volgende ww
googelen -> ik googel
tackelen -> ik tackel
grillen -> ik gril 
stressen -> ik stres 
Relaxen – ik relax



Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

uitwerken werkwoorden
TT -> ik - hij -wij 
VT -> ik - hij - wij
Voltooiddeelwoord



Slide 5 - Diapositive

aan de slag
googelen -> ik googel
tackelen -> ik tackel
grillen -> ik gril
stressen -> ik stres
Relaxen – ik relax


Slide 6 - Diapositive

Nederlandse werkwoorden
Engelse werkwoorden in het Nederlands
hij pakte
zij bakte
hij verfde
zij meldde
hij downloadde
zij switchte
hij smashte
zij grilde

Slide 7 - Question de remorquage

Wat valt je op aan de spelling van de Engelse werkwoorden?

Slide 8 - Question ouverte

Welk werkwoord is fout gespeld?
A
hij hockeyde
B
zij mixde
C
zij streste
D
hij tackelde

Slide 9 - Quiz

Zet de werkwoorden bij elkaar die op dezelfde manier vervoegd worden
net als Nederlandse werkwoorden
Nét even anders dan Nederlandse werkwoorden
hij baseballde
zij appte
hij deletete
zij managede
zij basketbalde
hij passte
zij scooterde
hij fixte
hij speechte

Slide 10 - Question de remorquage

Wat valt je op als je de kolommen vergelijkt?

Slide 11 - Question ouverte

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Welk werkwoord is fout gespeld?
A
hij racete
B
hij datete
C
hij snookerde
D
hij smilde

Slide 16 - Quiz

Managen (t.t.)
jij..............

Slide 17 - Question ouverte

Relaxen (t.t)
hij.............

Slide 18 - Question ouverte

Zij (facebooken) regelmatig
A
facebooked
B
facebooket
C
facebookt
D
facebookd

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Diapositive

Google: Hij.......
tackle: Ik........

Slide 21 - Question ouverte

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Zij (focussen) zich gisteren op de moeilijke taak
A
focussde
B
focusste
C
focusde
D
focuste

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Vidéo

Huiswerk
Spelling 3F

Engelse werkwoorden

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Ik beheers spelling Engelse van werkwoorden
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Sondage

Hoe goed snap jij het onderdeel spelling?
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Sondage

Welk onderdeel van Spelling wil je nog herhalen?
Leestekens
Citeren
Werkwoord-spelling
Trema bij klinkerbotsing
Koppelteken
Woorden afbreken
Tussenletters bij samenstelling

Slide 31 - Sondage