1.2 Vermogen en energie (II)

Hoofdstuk 1:
Elektriciteit
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 1:
Elektriciteit

Slide 1 - Diapositive

Programma van de les
Oefenen met de formules van energie en vermogen

vervolg uitleg paragraaf 2

Zelfstandig aan de slag

Slide 2 - Diapositive

Sleep naar de juiste plaats
R
 E
t
I
W
J
A
s
V
Ohm
Watt
Joule
Volt

Slide 3 - Question de remorquage


Bereken in de schakeling het vermogen van de ventilator.
A
0,00073913 W
B
39,1 W
C
1352,94 W

Slide 4 - Quiz

Bereken het vermogen in kiloWatt als het vermogen 250 W is.
timer
0:10
A
250 000 kW
B
0,250 kW
C
2,5 kW
D
25 kW

Slide 5 - Quiz

Door een lamp loopt een stroom van 0,5 A. De lamp gebruikt dan een vermogen van 12 W. Bereken de spanning over de lamp.
A
24 V
B
240 mV
C
6 V
D
6 mV

Slide 6 - Quiz

Een beamerlamp heeft een vermogen van 200 W. De beamer kan ongeveer 4000 uur branden. Hoeveel energie kost het om de lamp helemaal op de branden?

Slide 7 - Question ouverte

Een strijkijzer met een vermogen van 750 W is aangesloten op een stopcontact. Wat is de stroomsterkte door het apparaat?

Slide 8 - Question ouverte

Een telefoon is aangesloten op het stopcontact. Bereken wat de spanning wordt die de telefoon nodig heeft, als die is aangesloten op een transformator met 100 en 4600 windingen. ( let op: de spanning moet omlaag)

Slide 9 - Question ouverte

Ik wil vanmiddag lekker een frikandelletje uit de frituurpan. Op de frituurpan staat 3000 W. het kost ongeveer 5 minuten om de frituurpan op de warmen, daarna 5 minuten om de frikandel te bakken. Hoeveel energie verbruikt de frituurpan om een frikandelletje te maken?

Slide 10 - Question ouverte

Doelen van de les
De leerling kan het energieverbruik uitrekenen
De leerling kan de formules van energieverbruik en vermogen bij elkaar gebruiken.
De leerling kan omrekenen tussen kWh en Joule

Slide 11 - Diapositive

Paragraaf 2
Belangrijk: als we het vermogen (P) invullen in W(att) en de tijd (t) in seconden (s) krijg je het energieverbruik (E) in Ws en noemen we altijd J(oule)

als we het vermogen (P) invullen in KiloWatt (kW) en de tijd (t) in uur (h) krijg je het energieverbruik (E) in Kilowattuur (kWh)

Slide 12 - Diapositive

Paragraaf 2
In een uur zitten 3600 s en in 1 kW zit 1000 W. dat betekent dat 1 kWh gelijk is aan 3600s x 1000 W = 3.600.000 J. 

Om om te rekenen tussen kWh en Joule kun je dus vermenigvuldigen of delen door 3,6 miljoen

Slide 13 - Diapositive

Vermogen
Spanning
Stroomsterkte
Energie
U
I
P
E
Joule
Ampère
Volt
Watt

Slide 14 - Question de remorquage


A
W = 9.000 Joule
B
W = 20 Joule
C
W = 5 Joule
D
W = 0,05 Joule

Slide 15 - Quiz

Zelfstandig aan de slag
H3: Maken paragraaf 1.2

V3: Maken paragraaf 1.1

Gebruik je kaart als naslagwerk.
Ben je klaar? Ga de vragen nakijken. Het nakijkboek staat gedeeld via Magister

Slide 16 - Diapositive