Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Herhaling 14.1 en 14.2
Spieren
Het oog
Slide 1 - Diapositive
Autonoom?
Autonome spieren staan niet onder invloed van de wil. Dat zijn dus de spieren van je bloedvaten en darmen etc.
Slide 2 - Diapositive
Deze spieren reageren snel
A
Glad spierweefsel
B
Dwarsgestreept spierweefsel
Slide 3 - Quiz
Dwarsgestreept spierweefsel is
A
Autonoom
B
Niet autonoom
Slide 4 - Quiz
Spieren in je dunne darm zijn
A
Autonoom
B
Niet autonoom
Slide 5 - Quiz
De spieren in je dunne darm bestaat uit
A
Glad spierweefsel
B
Dwarsgestreept spierweefsel
C
Hartspierweefsel
Slide 6 - Quiz
De spieren in je halsslagader bestaan uit
A
Glad spierweefsel
B
Dwarsgestreept spierweefsel
C
Hartspierweefsel
Slide 7 - Quiz
Deze spieren raken snel vermoeid
A
Glad spierweefsel
B
Dwarsgestreept spierweefsel
C
Hartspierweefsel
Slide 8 - Quiz
Dwarsgestreept spierweefsel is
A
Autonoom
B
Niet autonoom
Slide 9 - Quiz
Wat is een spiervezel?
A
Een soort spierbundel
B
Een pees
C
Een spiercel
D
Spiereiwit
Slide 10 - Quiz
Slide 11 - Vidéo
03:55
Actiepotentiaal
dat is het stroompje dat door de zenuwcel stroomt
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Hoe wordt een spiervezel dus geactiveerd?
A
Door een stroompje via een andere spier
B
Door een stofje in het bloed
C
Door een stroompje via een zenuwcel
Slide 14 - Quiz
Spieren trekken samen als...
Filamenten?
Actine en myosine filamenten vullen de hele spiercel. Deze liggen netjes op elkaar gestapeld. Het zijn de spiereiwitten.
A
De filamenten in elkaar worden gedrukt
B
De filamenten langs elkaar schuiven
Slide 15 - Quiz
Wat is een motorische eenheid?
A
Een soort motorclub
B
Een groepje spiervezels die altijd tegelijk samentrekken
C
Een groepje spieren die altijd tegelijk samentrekken
Slide 16 - Quiz
De antagonisten van de buitenste tussenribsieren zijn de spieren die de tegenovergestelde beweging maken: de binnenste tussenribspieren dus.
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
Wat voor type stof is myoglobine?
A
Eiwit
B
Vet
C
Koolhydraat
Slide 19 - Quiz
BINAS tabel 87C 1+2
Slide 20 - Diapositive
Harde oogrok
Netvlies
Gele vlek
Oogzenuw
Blinde vlek
Glasachtig lichaam
Vaatvlies
Oogspier
Lens
Hoornvlies
Iris
Slide 21 - Diapositive
Slide 22 - Diapositive
welke spier is verantwoordelijk voor het kleiner worden van de pupil?
A
oogspier
B
straalvormig lichaam
C
kringspieren van de pupil
D
straalsgewijs lopende spieren van de pupil
Slide 23 - Quiz
Slide 24 - Diapositive
Dichtbij zien, omdat de lens dan bol moet worden; hiervoor moet de kringspier (straalvormig lichaam) zich inspannen om de cirkel kleiner te maken.
Slide 25 - Diapositive
Als je een voorwerp dichtbij bekijkt is de lens ... en het straalvormig lichaam (de kringspier waar de lens in hangt) ... (hint: probeer eens uit, is de spier gespannen?)
A
Lens = bol
straalvormig lichaam = gespannen
B
Lens = bol
straalvormig lichaam = ontspannen
C
Lens = plat
straalvormig lichaam = gespannen
D
Lens = plat
straalvormig lichaam = ontspannen
Slide 26 - Quiz
BINAS Tabel 87C 3
Van kant 2; zie de bolling van het netvlies. Licht komt achterin de oogbol aan de binnenkant op het netvlied terecht.
Slide 27 - Diapositive
Is de prikkeldrempel van staafjes of van kegeltjes hoger?
A
Staafjes
B
Kegeltjes
Slide 28 - Quiz
BINAS Tabel 87C 2
Met de gele vlek zie je het scherpst; en bij weinig licht zie je daarmee niet goed omdat de kegeltjes veel licht nodig hebben.
Slide 29 - Diapositive
BINAS Tabel 87C 2+4
Slide 30 - Diapositive
Blinde vlek test; werkt op beeldscherm van laptop
Kijk naar het blokje
Slide 31 - Diapositive
Slide 32 - Diapositive
Slide 33 - Diapositive
Slide 34 - Diapositive
Met je gele vlek zie je.... en heb je …. licht nodig
Gele vlek = kegeltjes. Als je gericht ergens naar kijkt, kijk je met de gele vlek.
A
kleur en zwart wit; veel
B
zwart wit; veel
C
alleen kleur; weinig
D
alleen kleur; veel
Slide 35 - Quiz
Aan de randen van je gezichtsveld zie je ... en heb je ... licht nodig.