Revolutie o.l.v. de Patriotten: zij willen meer invloed voor het volk
De Patriotten krijgen hulp van de Fransen
Frankrijk bezet Nederland (1795-1813) en stadhouder Willem V vluchtte naar Engeland
Slide 11 - Diapositive
1815: Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
Napoleon verslagen bij Waterloo
Zoon van gevluchte stadhouder Willem V wordt koning Willem I
Nederland krijgt een grondwet en een tweekamerstelsel
Verenigd Koninkrijk der Nederlanden: Nederland, België en Luxemburg
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Vidéo
1813-1840:
Koning Willem I
Nederland is vanaf 1813 een monarchie. Willem I wordt koning.
In 1815: grondwet: constitutionele monarchie: koninkrijk met een grondwet (=basiswet met rechten en plichten voor alle burgers. Er staat ook in hoe het land bestuurd moet worden)
Koning heeft veel macht!
Eerste Kamer én alle ministers werden benoemd door koning
Tweede Kamer gekozen door rijke burgers
Slide 14 - Diapositive
Wat is een constitutionele monarchie?
Slide 15 - Question ouverte
Welke landen vormden in 1815 het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden?
Slide 16 - Question ouverte
Slide 17 - Vidéo
Leerdoelen
Aan het eind van deze presentatie kun je uitleggen:
- waarom Nederland in 1813 weer een koninkrijk werd
-hoe het land toen bestuurd werd
-waarom Nederland in 1848 een nieuwe grondwet kreeg
-welke gevolgen dit had voor het bestuur van Nederland.
Slide 18 - Diapositive
Aan de slag
Maken paragraaf 3.2
Vraag 1 t/m 6
Slide 19 - Diapositive
H3: 1800-nu Wie beslist?
3.2 De Oranjes worden de baas
Slide 20 - Diapositive
Wat is een constitutionele monarchie?
Slide 21 - Question ouverte
Welke landen vormden in 1815 het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden?
Slide 22 - Question ouverte
Leerdoelen
Aan het eind van deze presentatie kun je uitleggen:
- waarom Nederland in 1813 weer een koninkrijk werd
-hoe het land toen bestuurd werd
-waarom Nederland in 1848 een nieuwe grondwet kreeg
-welke gevolgen dit had voor het bestuur van Nederland.
Slide 23 - Diapositive
Belgische Revolutie
1830
Tijdens de viering van de verjaardag van koning Willem I in Brussel,
slaat de vlam in de pan en komt het volk in opstand.
Ruim een maand later roepen de Belgen hun onafhankelijkheid uit
Slide 24 - Diapositive
1830-1839: België wordt onafhankelijk
Oorzaken:
Nederlands officiële taal
Protestantse geloof is de staatsgodsdienst: België is katholiek
Belangrijke banen vaak in handen van Nederlanders
Nederland wordt voorgetrokken
Slide 25 - Diapositive
Slide 26 - Vidéo
Gevolgen
1831: Leopold I wordt de eerste Belgische koning
1839: onder internationale druk erkent Willem I de onafhankelijkheid
1840: Willem I treedt af
Slide 27 - Diapositive
1840-1848:
Koning Willem II
Conservatief: wil liever geen veranderingen
Regeert, min of meer, als absoluut vorst
Moet niets weten van democratie
Slide 28 - Diapositive
Aantekening (1)
1813 komt er weer een Oranje op de troon: Willem I wordt koning der Nederlanden
Belgie wordt bij Nederland gevoegd en Nederland krijgt een tweekamer- stelsel met een Eerste en een Tweede Kamer
Tweede Kamer : gekozen door kleine groep rijke burgers
Eerste Kamer : benoemd door de koning.
Ministers regelen zaken op een bepaald gebied bijvoorbeeld: financiele zaken
1830 ontstaat er opstand in Belgie, Belgie hoort hierna niet meer bij NL
Slide 29 - Diapositive
Slide 30 - Vidéo
Aantekening (2)
1848 = belangrijk jaar! -> nieuwe grondwet
in heel Europa zijn opstanden en revoluties: mensen eisen meer inspraak. De Franse koning treedt af.
liberalen o.l.v. Thorbecke zorgen in NL voor nieuwe grondwet ->
alle burgers krijgen dezelfde grondrechten, bv vrijheid van meningsuiting
koning verliest politieke macht
ministers moeten gehoorzamen aan het parlement, niet meer aan de koning
rijke burgers kiezen het parlement, niet de koning
Slide 31 - Diapositive
Slide 32 - Vidéo
Slide 33 - Vidéo
Wie mogen er in 1848 stemmen?
A
Mannen
B
Rijke mannen en vrouwen
C
Mannen die voldoende belasting betalen
D
Niemand
Slide 34 - Quiz
Wat is een constitutionele monarchie?
A
Koninkrijk met een grondwet
B
Koninkrijk zonder grondwet
C
Land met een grondwet maar geen koning
D
Koninkrijk met een absolute koning
Slide 35 - Quiz
In welk jaar kreeg Nederland voor het eerst een Nederlandse koning?
A
1813
B
1815
C
1830
D
1848
Slide 36 - Quiz
Een ander woord voor constitutie is:
A
Koning
B
Grondwet
C
Republiek
D
Parlement
Slide 37 - Quiz
De belangrijkste politieke groep in 1848 waren de ......?......
A
Liberalen
B
Socialisten
C
Confessionelen
Slide 38 - Quiz
In 1848 zijn dit de belangrijkste namen:
A
Willem I - Thorbecke
B
Willem II - Willem I
C
Willem II - Thorbecke
D
Willem III - Thorbecke
Slide 39 - Quiz
Wie hebben er kiesrecht in 1848?
A
Mannen mogen stemmen
B
Rijke mannen en vrouwen mogen stemmen
C
Als een man genoeg belasting betaald mag hij stemmen
D
Niemand mag stemmen
Slide 40 - Quiz
Ministeriële verantwoordelijkheid betekent:
A
Ministers kunnen niet vervolgd worden
B
Ministers zijn verantwoordelijk voor goed bestuur
C
Ministers hebben geen invloed
D
Ministers zijn verantwoordelijk voor de koning
Slide 41 - Quiz
Welke politieke groep mocht een nieuwe grondwet maken
A
Socialisten
B
liberalen
C
democraten
D
prinsgezinden
Slide 42 - Quiz
Een land zonder koning(in) is een:
A
Monarchie
B
Republiek
C
Dictatuur
D
Staat
Slide 43 - Quiz
Wat betekent ' algemeen kiesrecht? '
A
stemrecht voor vrouwen
B
stemrecht voor rijke mannen
C
stemrecht voor mannen
D
stemrecht voor mannen en vrouwen
Slide 44 - Quiz
Koninkrijk met een grondwet is:
A
Parlementaire democratie
B
Constitutionele monarchie
Slide 45 - Quiz
Het volk regeert via gekozen volksvertegenwoordigers Dit noem je:
A
Een dictatuur
B
Een monarchie
C
Een parlementaire democratie
D
Verkiezingen
Slide 46 - Quiz
Wie had de meeste macht voor 1848?
A
De koning
B
Het parlement
C
Provinciale Staten
D
De ministers
Slide 47 - Quiz
Wie had de meeste macht na 1848?
A
De koning
B
Het parlement
C
Provinciale Staten
D
De ministers
Slide 48 - Quiz
Leerdoelen
Aan het eind van deze presentatie kun je uitleggen:
- waarom Nederland in 1813 weer een koninkrijk werd
-hoe het land toen bestuurd werd
-waarom Nederland in 1848 een nieuwe grondwet kreeg
-welke gevolgen dit had voor het bestuur van Nederland.