3.6 Evolutie

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo t, mavo
• Leerjaar 3

3.6 Evolutie

Wat is een intermediair fenotype?

1. Beide genen voor een erfelijke eigenschap zijn dominant en komen tot uiting.
2. Beide genen voor een erfelijke eigenschap zijn recessief en komen niet tot uiting.

Het fenotype is

1. alleen erfelijk
2. erfelijk en invloeden van de omgeving
3. alleen de invloeden van de omgeving
4. het DNA

Wat is een gen?

1. een chromosoom
2. een stukje chromosoom waarop een eigenschap staat beschreven
3. DNA
4. een celkern

Homozygoot recessief

1. AA
2. ArAw
3. Aa
4. aa

Bruin haar (A) is dominant over blond haar (a).
Een vrouw met bruin haar krijgt een kind met een man met blond haar.
Het kindje krijgt blond haar.
Wat kan je zeggen over het genotype van de moeder?

1. Niets.
2. AA
3. aa
4. Aa

Twee heterozygote erwtenplanten worden gekruist. Ze krijgen 20 baby-erwtjes. Hoeveel zijn er ongeveer homozygoot recessief?

Welke eigenschap is dominant?

1. Weet je niet
2. Ronde kin
3. Kin met gleuf

Wat is het genotype van persoon 10?

1. Weet je niet
2. AA
3. Aa
4. aa

Kan een aardappel zich geslachtelijk voortplanten?

1. Ja
2. Nee

Kan een aardappel zich ONgeslachtelijk voortplanten?

1. Ja
2. Nee

Een plotselinge verandering van het genotype noemen we een ...

Soorten en rassen

Soort: vruchtbare nakomelingen

Tijger en leeuw kunnen kinderen krijgen, maar kinderen zijn niet vruchtbaar, dus twee verschillende soorten.

Soorten en rassen

Rassen ; groep organismen binnen een soort die door bepaalde erfelijke eigenschappen verschilt van de rest van de soort. 

Evolutie

Verandering van leven op aarde door:

-verandering in genotypen

-natuurlijke selectie

-ontstaan van nieuwe soorten

Verandering in genotypen

-Geslachtelijke voortplanting

-Mutatie

Natuurlijke selectie

Er is variatie binnen een populatie.

Organismen die beter zijn aangepast aan het milieu overleven langer en krijgen meer nakomelingen.

Survival of the fittest?

Aan de slag:

-Afsluiting opdracht 3+4

-Opdrachten 3.6