1.2 De winkelier wil winst

1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen vandaag?
1. leerdoel
2. Bespreken Omzet/afzet
3. Brutowinst/bedrijfskosten
3. Maken  1.2 en formules checken
4. Huiswerk / afsluiting

Slide 2 - Diapositive

Omzet

Slide 3 - Diapositive

Produceren
Afzet en omzet
Brutowinst
Nettowinst of
NettoVerlies

Slide 4 - Diapositive

Afzet

Afzet = het aantal producten wat een bedrijf verkoopt



Slide 5 - Diapositive

Omzet
Omzet = het totale bedrag van de verkochte producten
Omzet = Afzet x verkoopprijs (zonder btw)

Verkoopprijs= verkoopwaarde= opbrengsten van de verkopen

Slide 6 - Diapositive

Hoe noem je het aantal verkochte producten?
A
Omzet
B
Afzet
C
Brutowinst
D
Nettowinst

Slide 7 - Quiz

Het totale bedrag van de verkochte producten noem je
A
Omzet
B
Afzet
C
Brutowinst
D
Nettowinst

Slide 8 - Quiz

Berekening
Omzet = Afzet x verkoopprijs (zonder btw)

Verkoopprijs= verkoopwaarde= opbrengsten van de verkopen

Vb: in eenjaar worden 470 truien verkocht voor €45 per stuk.
Afzet=> 470
Omzet=> 470 x €45= € 21.150

Slide 9 - Diapositive

Een zak chips kost € 1,20. Aan het begin van de dag liggen er 23 zakken in het schap. Aan het einde van de dag liggen er nog 11 zakken. Wat is de afzet geweest voor deze zak chips?
A
11
B
12
C
22
D
23

Slide 10 - Quiz

Een zak chips kost € 1,20. Aan het begin van de dag liggen er 23 zakken in het schap. Aan het einde van de dag liggen er nog 11 zakken. Wat is de omzet geweest voor deze zak chips?
A

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Bedrijfskosten en nettowinst
Brutowinst is niet de uiteindelijke winst. Er gaan eerst nog bedrijfskosten vanaf, dan krijg je de nettowinst.
Voorbeelden van bedrijfskosten: huur, loon, energie

Brutowinst - bedrijfskosten = nettowinst         (of netto verlies)

Slide 14 - Diapositive

Brutowinst bestaat dus uit bedrijfskosten en
A
inkoopwaarde
B
nettowinst

Slide 15 - Quiz

Hoe bereken je de brutowinst?
A
nettowinst - bedrijfskosten
B
omzet - bedrijfskosten
C
nettowinst - inkoopwaarde
D
omzet - inkoopwaarde

Slide 16 - Quiz

Dit weten we nu:
Omzet ( Aantal verkochte producten x Verkoopprijs)

Inkoopwaarde ( Aantal verkochte producten x Inkoopprijs )

Brutowinst ( Omzet - Inkoopwaarde )

Bedrijfskosten (Loonkosten, onderhoudskosten, schoonmaakkosten, energiekosten, etc, ... )

Slide 17 - Diapositive

Formules 1.2

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Nettowinst berekenen
Nettowinst ( Brutowinst - Bedrijfskosten )

Slide 20 - Diapositive

Hoe bereken je de nettowinst?
A
brutowinst - bedrijfskosten
B
omzet - bedrijfskosten
C
bedrijfskosten - brutowinst
D
brutowinst - inkoopwaarde

Slide 21 - Quiz

Je spreekt van verlies als de nettowinst ......... is dan €0.
A
groter
B
kleiner

Slide 22 - Quiz

Een bedrijf heeft een omzet van €350.000. Daarvan blijft 12% nettowinst over, hoeveel is de nettowinst
A
€30.000
B
€4.200
C
€42.000
D
€3.000

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Vidéo

Slide 25 - Vidéo

Slide 26 - Lien