Herhaling H4

1900-1950
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

1900-1950

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Hoe heet dit tijdvak?

Slide 3 - Question ouverte

Slide 4 - Vidéo

Indirecte oorzaken
1871 Duitsland ontstaat!

- Nationalisme
- Wapenwedloop 
- Militarisme
- Bondgenootschappen

Slide 5 - Diapositive

Bondgenootschappen

Slide 6 - Diapositive

De start van de Eerste Wereldoorlog
Vermoord
In het jaar 1914 werd de Oostenrijkse troonopvolger, Franz-Ferdinand, om politieke redenen vermoord in de hoofdstad van Servië, Sarajevo.

Slide 7 - Diapositive

Nieuwe wapens
Tanks
Tanks boden bescherming aan inzittenden, de vijand kon beter benaderd en beschoten worden en de rupsbanden zorgden ervoor dat het wapen bijna overal kon komen. 
Vliegtuigen
Vliegtuigen boden de mogelijkheid om de vijand vanaf de lucht uit te schakelen.

Slide 8 - Diapositive

In het begin van de oorlog waren de rantsoenen nog wel redelijk, maar naarmate de oorlog langer duurde, was er ook steeds minder (goed) eten.
Als de soldaten niet hoefden te vechten, speelden ze bijvoorbeeld met kaarten.
Op wacht staan was één van de belangrijkste taken die je kon krijgen. Op het in slaap vallen tijdens de wacht stonden zeer zware straffen.
Zandzakken waren gevuld met aarde en modder, en waren bedoeld om de soldaten te beschermen
Honden hielden de soldaten niet alleen gezelschap, ze bezorgden ook boodschappen tussen de verschillende loopgraven.
Soldaten konden vaak alleen maar overdag slapen, omdat 's nacht een goed moment was om de loopgraven van de vijanden te bespioneren. 
Met een periscoop konden de soldaten de vijand bekijken, zonder grote risico's te nemen. Een periscoop werkt met spiegels.
Er zijn duizenden brieven en dagboeken van soldaten uit de Eerste Wereldoorlog bewaard gebleven. Dit zijn tegenwoordig belangrijke en waardevolle bronnen.
Behalve vechten en wacht houden, waren er nog genoeg andere vervelende klusjes in een loopgraaf, zoals zandzaken bijvullen, prikkeldraad repareren of het leegmaken van de latrines (wc's)
Voor de veiligheid van de soldaten waren de loopgraven in zigzag-vorm.
Tussen de Noordzee en de Zwitserse grens (Westfront) wordt 40.000km aan loopgraven aangelegd.
Het gebied tussen de loopgraven wordt in vier jaar tijd compleet omgeploegd. Er ontstaat een niemandsland.
360˚ video van een loopgraaf
Tijdens de video kun je alle kanten opkijken! Probeer het maar eens uit!
Behalve de vijand hadden de soldaten veel last van ongedierte, zoals ratten en vlooien. Sommige soldaten kwamen de tijd tussen de gevechten door met het doden van ratten.

Slide 9 - Diapositive

Verloop
1917: Verenigde Staten doen mee!

De VS wou niet betrokken worden in de Europese oorlog, maar...
  • Onbeperkte duikbotenoorlog doet ook Amerikaanse schepen zinken.
  • Duitsland probeerde Mexico te overtuigen om de VS aan te vallen (Zimmermantelegram).
  • Groot-Brittannië en Frankrijk hebben schulden bij de VS. De VS wil zeker zijn van terugbetaling.

... en dus verklaart de VS in 1917 de oorlog aan Duitsland.



Slide 10 - Diapositive

Verloop
1918: Wapenstilstand
  • Na een laatste offensief van Duitsland, blijkt het Duitse leger uitgeput.
  • Op 11/11/1918 om 11.00 wordt de wapenstilstand getekend.



Slide 11 - Diapositive

Neutraal
  • Nederland was tijdens de Eerste Wereldoorlog, neutraal

  • Neutraal betekent dat je geen partij kiest

  • Voor een handelsland als Nederland is dat lastig: je handelt immers met beide partijen.

Slide 12 - Diapositive



Gevolgen van 
de Eerste Wereldoorlog 
voor Nederland


Slide 13 - Diapositive

Economie
  • Oorlog is slecht voor de handel: er ontstaat ook in Nederland schaarste

  • Ook Nederlandse schepen zijn slachtoffer van de Onbeperkte Duikbotenoorlog...

  • ...maar soms ook van oorlogshandelingen van de Geallieerden

Slide 14 - Diapositive

Belgische vluchtelingen

  • Nederland nam rond de 1 miljoen vluchtelingen uit België op.

  • Deze Belgen waren op de vlucht voor de oorlog.

  • Belgische soldaten werden, net als soldaten uit andere landen, ontwapend en gevangen gezet

Slide 15 - Diapositive

Verdrag van Versailles
In 1919 werd in Verdrag van Versailles getekend voor vrede. Dit werd gedaan in Versailles. Hier werden aan Duitsland zware voorwaarden opgelegd. 
- Herstelbetalingen
- Democraties worden
- Geen groter leger dan 100.000
- Veroverde kolonies teruggeven.

Slide 16 - Diapositive

Welke drie beweringen over het Verdrag van Versailles zijn juist? 
Sleep die naar het verdrag aan de linker kant
Duitsland tekende het Verdrag van Versailles
Duitsland kon geld van Amerika lenen
Duitsland moest spullen aan België leveren
Duitsland moest geld aan Frankrijk betalen
Duitsland kreeg de schuld van de oorlog

Slide 17 - Question de remorquage

Verenigde staten helpt Duitsland

Enorme herstelbetalingen moest Duitsland betalen.

Verenigde Staten van Amerika hielp Duitsland om hun eigen economie te helpen.
1929 --> crisis in Amerika en de Amerikanen wilde het geld terug.



Slide 18 - Diapositive

1929- de crisis
24 oktober 1929
Zwarte Donderdag

De beurs stort in, bedrijven en banken vallen om omdat ze geen geld meer hebben.

Slide 19 - Diapositive

1929- de crisis


De markt raakte verzadigd,
- Rijken mensen hadden alles wat ze wilden al
- Arme mensen konden niet meer lenen omdat ze al zoveel hadden geleend

Bijna niemand kocht dus meer producten en dus maakten bedrijven geen winst meer!

Slide 20 - Diapositive

1929- de crisis
De aandelen in bedrijven worden dus waardeloos omdat niemand meer iets koopt.

Gevolg: iedereen verkoopt in paniek hun aandelen waardoor ze nog minder waard worden

Slide 21 - Diapositive

Crisis in Duitsland
- Geld was nauwelijks meer iets waard. Geen vertrouwen in de democratie.

- 1917 Rusland werd communistisch.
- Sommige Duitsers vonden communisme een goed idee.
- Twee deling en gevechten op straat tussen communistische groep en anderen groepen.



Slide 22 - Diapositive

Adolf Hitler
1923 NSDAP een staatsgreep.

Mislukt--> de gevangenis in, ‘mein kampf’
Maar, nu was het crisis. Hij beloofde : werk, sterk Duitsland
Fascist – 1 leider
Nazi- aanhanger fascistische partij
Propaganda- reclame
Haat tegen Joden en Communisten




Slide 23 - Diapositive

Rijksdag in brand
Op een nacht wordt het Rijksdaggebouw in brand gestoken.
Hitler geeft communisten de schuld.
Door Machtigingswet krijgt Hitler alle macht in handen.
De nazi's staken de Reichstag, het Duitse regeringsgebouw in de brand. Ze gaven de schuld aan de communisten en wilden nieuwe verkiezingen.

Slide 24 - Diapositive

Wat staken de nazi's in 1933 in brand?
A
De Hitlerbunker
B
Het Witte Huis
C
De Eiffeltoren
D
De Reichstag

Slide 25 - Quiz

Dictatuur
Hitler schaft de democratie af. 
Duitsland wordt een dictatuur.
Mensen kunnen niet meer zeggen en denken wat ze willen.

De democratie werd afgeschaft, Duitsland veranderde in 1933 in een dictatuur. In een dictatuur heeft 1 persoon alle macht.

Slide 26 - Diapositive

Op weg naar een nieuwe oorlog
Werklozen krijgen werk in wapenfabrieken en het leger.
Er worden veel wegen aangelegd.
Werkloosheid daalt. 
Eigenlijke doel: voorbereiden op een oorlog.

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Hoe zorgde Hitler voor werkgelegenheid in Duitsland?
A
Mensen kregen werk van de overheid in de zorg
B
Mensen ging snelwegen aanleggen en huizen bouwen
C
Mensen gingen wapens bouwen en snelwegen aanleggen
D
Mensen gingen het leger in en de zorg

Slide 29 - Quiz

Russische revolutie
Rusland werd eerst bestuurd door een keizer: de tsaar.

1917 --> Armoede, honger en kans op verlies in de oorlog.
Communisten organiseerden de opstand. Hun doel was gelijkheid voor iedereen.
Leider van de communisten was Vladimir Iljitsj Oeljanov(Lenin).
De tsaar werd afgezet en vermoord.
Rusland heette voortaan de Sovjet-Unie en werd bestuurd door de communistische partij.




Slide 30 - Diapositive

Wie is deze man? En wat
heeft hij met de Russische
Revolutie te maken?

Slide 31 - Question ouverte

Communisme
Kenmerken communisme:
  1. Geen kapitalisme
  2. Klasseloos = iedereen is gelijk
  3. Alles in het land is van iedereen
  4. Alle bedrijven zijn van de staat

Slide 32 - Diapositive

Stalin
1928 was Stalin dictator.
Doel om Sovjet-Unie groter en sterker te maken dan de VS.
Doel bereiken door 5 jaren plannen.
Elke 5 jaar werd vooraf besloten wat en hoeveel de fabrieken gingen maken.
Propaganda
Stalin maakte gebruik van veel propaganda om zich neer te zetten als lieve vader voor de Sovjet.
Op scholen werd kinderen aangeleerd dat Stalin een geweldige leider was.

Vertrouwen
Stalin zag in iedereen een tegenstander van het communisme en van zichzelf.
Gevolg: Hij liet veel mensen oppakken en vermoorden.
             Stuurden mensen naar werkkampen in Siberië.
             Spionnen en verklikkers.

Slide 33 - Diapositive

Wanneer was de Russische Revolutie?
A
1914
B
1916
C
1917
D
1918

Slide 34 - Quiz

Wanneer speelt dit tijdvak zich af?
A
1900 - 1929
B
1850 - 1900
C
1900 - 1950
D
1850 - 1950

Slide 35 - Quiz

Partij 1:
Partij 2:
Welke landen waren in oorlog met elkaar? Sleep de bolletjes naar de juiste plek.

Slide 36 - Question de remorquage

Wat waren de oorzaken voor de Eerste Wereldoorlog?

Slide 37 - Question ouverte

Wanneer was de Eerste Wereldoorlog?
timer
0:20

Slide 38 - Question ouverte

Wat zijn de oorzaken van de Eerste wereldoorlog?

Slide 39 - Question ouverte

In de Eerste Wereldoorlog:
A
Was Nederland neutraal
B
Hoorde Nederland bij de geallieerden
C
Hoorde Nederland bij de centralen

Slide 40 - Quiz

Wat is een dictatuur?
A
Dan regeert er iemand in zijn eentje
B
Dan is er sprake van meerdere partijen die regeren
C
Dan zijn er wel verkiezingen, maar staat de uitslag al vast
D
Dan regeren er twee personen

Slide 41 - Quiz


Wat wil het communisme?
A
Een samenleving waarin er geen eigen bezit is en waar iedereen gelijkwaardig is.
B
Een samenleving waarin er wel eigen bezit is en waar iedereen gelijkwaardig is.
C
Een samenleving waarin er één sterke leider is en er geen eigen bezit is.
D
Een samenleving waarin er één sterke leider is en waar wel eigen bezit is.

Slide 42 - Quiz

Begin WOI
Einde WOI
Economische crisis
Htler aan de macht
1933
1929
1914
1918

Slide 43 - Question de remorquage