Voorbereiding SO Spelling/ Grammatica H5 en H6

Voorbereiding op SO Grammatica/ Spelling
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 18 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Voorbereiding op SO Grammatica/ Spelling

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen!
  • Huiswerk bespreken
  • Lesdoel bespreken
  • Uitleg
  • Aan de slag

Slide 2 - Diapositive

Huiswerk bespreken!


H 6.2 grammatica (gele snelh.) opdr. 4 en 6

H 6.3 Spelling (gele snelh.) opdr. 1 t/m 10


Slide 3 - Diapositive

Lesdoel

Ik bereid mij voor op het SO van morgen, zodat ik goed weet wat ik moet leren!

Slide 4 - Diapositive

5.2 Grammatica
Onderwerp   (O) 
  • Geeft aan wie of wat iets doet.
  • Staat altijd naast de PV.

Je vindt het onderwerp door de vraag: Wie/ wat + WG


Werkwijze:
1. Zoek de PV
2.Onderstreep de PV en verdeel de zin in zinsdelen.
3. Schrijf WG boven de PV en boven de andere werkwoorden.
4. Stel de vraag: Wie of wat + WG (Het antwoord is het onderwerp)
5. Zet O boven het onderwerp.

Even oefenen:
Een banketbakker uit Oekraïne heeft voor zijn vrouw een taart gebakken.


Slide 5 - Diapositive

6.2 Grammatica
LW, ZN, WW
Lidwoord:
  • de, het, een 
  • Staat voor een zelfstandig naamwoord.
  • Let op! Een moet je in een zin niet als één kunnen uitspreken, want dan is het geen lidwoord.

Slide 6 - Diapositive

6.2 Grammatica
Zelfstandig naamwoord
Zelfstandig naamwoorden zijn woorden waar je een lidwoord voor kunt zetten. Je gebruikt ze voor: dieren, mensen, dingen, plaatsen en voor (eigen)namen (ook al kun je daar soms geen LW voor zetten)

Bijv: De kat, De plant, De neus, Bart, Nederland, Eindhoven,Het werk, De orchidee.
 

Slide 7 - Diapositive

6.2 Grammatica
Werkwoorden
 Werkwoorden zijn dingen die je kunt doen.
 fietsen, lopen, spelen, kruipen, klappen, slapen…

Er gebeurt iets. 
sneeuwen, hagelen, waaien, regenen…

Iemand is iets. 
zijn, worden, lijken, blijven…

Alle werwoorden samen in een zijn noem je het : Werkwoordelijk gezegde ( WG)



Slide 8 - Diapositive

6.2 Grammatica (Gele snelhechter)
Voorzetsels

Kun je voor '' de kast '' en voor " de vakantie" zetten.
Geeft een tijd, plaats en reden aan
Bijv:
In de kast, Op de kast, Achter de kooi, Naast de kooi,
Onder het kleed, Tijdens het schoolfeest, Na het schoolfeest, 
Bij de kast.

Slide 9 - Diapositive

Even oefenen
Wisbordje

Je krijgt straks een paar zinnen te zien. De docent geeft aan welke zin je op je wisbordje mag schrijven. Daarna ga je de zinsdelen benoemen. Denk om de zinsdeelstrepen!
PV (onderstrepen), WG, O ( er boven schrijven)

Slide 10 - Diapositive

6.2 grammatica (Gele snelhechter)
Zinsdelen benoemen
1. De rector heeft die vreemde smoezen van Erwin nooit geloofd.

2. Ze hebben een bijzondere plek gevonden voor de Alternatieve Elfstedentocht.



Slide 11 - Diapositive

5.3 Spelling
-'s

Zelfstandig naamwoorden met -a, -i, -o, -u en -y als laatste letter.

Je hoort een lange klank. Dus je schrijft niet paraplus, maar paraplu ‘s

agenda - agenda’s
taxi - taxi ‘s
auto - auto’s
paraplu - paraplu ‘s
hobby - hobby ‘s

Slide 12 - Diapositive

-s
Zelfstandig naamwoorden met als laatste letter(s) -e, -é, ee of ie krijgen een vaste s.

etalage - etalages
café - cafés
studie - studies
chimpansee - chimpansees

Slide 13 - Diapositive

-s
Sommige zelfstandig naamwoorden krijgen in het meervoud een vaste s.


visser - vissers, 
lepel - lepels, 
gel - gels

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo

6.3 Spelling (Gele snelhechter)
Voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord hoort bij het werkwoordelijk gezegde.
Het staat vaak achteraan in de zin.
Meestal begint een voltooid deelwoord met ge,- maar niet altijd. ( geraden, bedankt, ontdekt, verbaasd, herenigd.
Voltooide deelwoorden eindigen op:
-d of -t        : gewandeld, gefopt
-en of -n      : gezwommen, gegaan.

Slide 16 - Diapositive

Bijvoeglijk naamwoord
Zegt iets over een zelfstandig naamwoord. De rode fiets.

de- woorden: ( de of een als lidwoord) Schrijf je altijd met een -e.  De rode bal, een leuke komiek.

het- woorden: ( het als lidwoord) Schrijf je altijd met een -e.
het kleine huis.
Je schrijft een bijvoeglijk naamwoord bij het- woorden zonder -e als er 'een" als lidwoord voor staat: een mooi verhaal, een klein huis.

Slide 17 - Diapositive

Aan de slag
Huiswerk:
Maak de opdrachten van de kopieerbladen die je hebt gekregen.
Gebruik deze lessonup bij het maken van de opdrachten.
Leren voor je SO!
Je kunt ook nog de digitale oefentoets van talent maken. 
( H5 en H6)

Slide 18 - Diapositive