Schrijf op als je een woord niet kent. Probeer de betekenis uit de tekst te halen
Slide 2 - Diapositive
Check in?
A
groene smiley
B
oranje smiley
C
rode smiley
Slide 3 - Quiz
Programma
Pas op de plaats:
Herhaling lezen en woorden
Plannen woorden leren
Zelfstandig werken
Lesdoelen:
Ik concentreer mij op mijn eigen werk
Ik weet welke leerdoelen ik beheers en waar ik nog mee moet oefenen, óf uitleg over wil krijgen
Slide 4 - Diapositive
1. Uit hoeveel alinea's bestaat de tekst?
Slide 5 - Question ouverte
2. Welke alinea('s) horen bij de inleiding, kern en slot?
Inleiding
1
2
4
3
Kern
Kern
Slot
Slide 6 - Question de remorquage
3. Wat is het tekstdoel van deze tekst?
Slide 7 - Question ouverte
Vraag 1
Noteer naar iedere vraag op de bingo kaart of je het leerdoel beheerst (kruis of vinkje) of een uitroepteken als je hier nog mee wilt oefenen óf vragen over wilt stellen.
Vraag 2
Vraag 3
Vraag 5
Slide 8 - Diapositive
4. Wat betekent het woord onwetend in alinea 2?
Slide 9 - Question ouverte
45. In alinea 2 staat het woord 'eenvoudig'
Geef een tegenstelling voor dit woord.
Slide 10 - Question ouverte
Vraag 1
Noteer naar iedere vraag op de bingo kaart of je het leerdoel beheerst (kruis of vinkje) of een uitroepteken als je hier nog mee wilt oefenen óf vragen over wilt stellen.
Vraag 2
Vraag 3
Vraag 7
Vraag 5
Vraag 6
Slide 11 - Diapositive
5. Bekijk de afbeeldingen. Vind je de afbelding inspirerend.
Leg uit waarom wel of niet Uit je uitleg moet blijken dat je weet wat inspirerend is.
Slide 12 - Question ouverte
6. Bekijk de afbeeldingen. Hoe zou de sfeer thuis zijn als je ouders echt ontslag konden nemen als volwassenen?
Uit je uitleg moet blijken dat je de betekenis van het woord sfeer weet.
Slide 13 - Question ouverte
Vraag 1
Noteer naar iedere vraag op de bingo kaart of je het leerdoel beheerst (kruis of vinkje) of een uitroepteken als je hier nog mee wilt oefenen óf vragen over wilt stellen.
Vraag 2
Vraag 3
Vraag 4
Vraag 5
Vraag 6
Slide 14 - Diapositive
7 In de onderstaande zin staan twee woorden uit de woordenlijst. Leg uit wat deze woorden betekenen:
Welke aanpak heb je jezelf voorgenomen om te gebruiken ter voorbereiding op het proefwerk?
Slide 15 - Question ouverte
Vraag 1
Noteer naar iedere vraag op de bingo kaart of je het leerdoel beheerst (kruis of vinkje) of een uitroepteken als je hier nog mee wilt oefenen óf vragen over wilt stellen.
ALs je precies wilt of moet weten wat in de tekst staat, dan ga je de tekst nauwkeurig lezen.
Lees zin voor zin. Probeer zo goed mogelijk te begrijpen wat er staat Markeer eventueel belangrijke informatie
Woordhulp
Bij een moeilijk woord:
Vaak staat de betekenis voor of achter het woord;
Bekijk plaatjes
Tekstdoelen
Bij elke tekst die je leest, kun je je afvragen: wat is het doel van de schrijver? Dit noem je het tekstdoel.
Je leert vier tekstdoelen: informeren, activeren, amuseren en overtuigen.
Een tekstdoel dat vaak voorkomt is informeren. De schrijver wil dan informatie geven over een bepaald onderwerp, je vindt deze teksten bijvoorbeeld in schoolboeken en in kranten.
Slide 17 - Diapositive
Weektaak woorden
Thema 3, 3.5 woorden (online methode)
Basisopdrachten
Maak flitskaartjes van de woorden 2, 4, 5, 6, 10, 13, 17, 18, 19
Extra opdrachten
8, 11, 12, 15, 17
Klaaropdrachten
Oefen met behulp van de leerdoelenkaart
Huiswerk
26-02 3.3. basisopdrachten af
Nauwkeurig lezen
ALs je precies wilt of moet weten wat in de tekst staat, dan ga je de tekst nauwkeurig lezen.
Lees zin voor zin. Probeer zo goed mogelijk te begrijpen wat er staat Markeer eventueel belangrijke informatie
Woordhulp
Bij een moeilijk woord:
Vaak staat de betekenis voor of achter het woord;
Bekijk plaatjes
Tekstdoelen
Bij elke tekst die je leest, kun je je afvragen: wat is het doel van de schrijver? Dit noem je het tekstdoel.
Je leert vier tekstdoelen: informeren, activeren, amuseren en overtuigen.
Een tekstdoel dat vaak voorkomt is informeren. De schrijver wil dan informatie geven over een bepaald onderwerp, je vindt deze teksten bijvoorbeeld in schoolboeken en in kranten.
Slide 18 - Diapositive
Plannen
2. Plannen
1. Wanneer heb je deze week tijd? Tijdens deze momenten ga je plannen. Leren werkt het beste als je veel herhaalt; leer daarom niet drie dagen achter elkaar maar verspreid dit.
2. Bekijk je leerdoelenkaart, welke onderdelen ken je al heel goed en wat wil je nog meer oefenen. Onder iedere stap staat hoe je dit onderdeel kan leren, deze stapjes ga je inplannen zodat je niks kan vergeten.
3.
1. Noteren
1. Noteer het proefwerk in je planner én markeer het proefwerk.
Door je proefwerk te plannen zie je in één oogopslag wat je moet doen, dit voorkomt dat je wat onderdelen vergeet of niet meer weet hoe je moet leren. Door het proefwerk te markeren wordt je oog hier meteen naar getrokken. Je hersenen worden alert door het kleurtje.
3. Uitvoeren
1. Voer je planning uit, heb je je leerwerk af dan streep je dit door of zet je er een krul achter.
2. Loopt de dag ineens anders en haal je je planning niet, dan plan je het werk opnieuw in voor een andere dag. Onthoud dat je niet twee dagen extra veel gaat leren, maar een nieuwe dag zoekt.
4. Evalueren
1. Evalueer je planning, wat ging goed en wat ging minder goed? Door te evalueren kan je leren, zo gaat plannen steeds beter.
Controleer deze planning daarom met de reflectie van je laatste toets. Wat ben je vorige keer vergeten en wat wil je nu anders doen? Pas hier eventueel je planning op aan.