Vrijdag 17 december

Welkom
Ga rustig zitten.

Pak alvast je boek, pen en rekenmachine.
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom
Ga rustig zitten.

Pak alvast je boek, pen en rekenmachine.

Slide 1 - Diapositive

Vandaag
2e uur
Afmaken paragraaf 3.4
maken rekentrainer bladzijde 81
examenvragen
3e uur
Toets Hoofdstuk 2

Slide 2 - Diapositive

heel veel nullen
Hoeveel nullen heeft 1 duizend?
Hoeveel nullen heeft een miljoen?
Hoeveel nullen heeft een miljard?

Slide 3 - Diapositive

heel veel nullen
1 duizend = 1.000 (3 nullen)
1 miljoen = 1.000.000 (6 nullen)
1 miljard = 1.000.000.000 (9 nullen)

Slide 4 - Diapositive

Rekenen met heel veel nullen
Gelijk aantal nullen, dan mag je "gewoon" rekenen en hoef je de nullen niet mee te tellen.

bijvoorbeeld:
2,5 miljoen + 3 miljoen = 2,5 + 3 = 5,5 miljoen
of
3 miljard x 7 miljard = 3 x 7 = 21 miljard

Slide 5 - Diapositive

Omrekenen naar gelijke nullen
Duizend                                          miljoen                              - miljard
         x 1000                                         x 1000      

miljard                                     miljoen                           duizend
: 1000                                       :1000   

Slide 6 - Diapositive

Rekenen met veel nullen
Verschil in aantal nullen, dan moet je de nullen gelijk maken.

voorbeeld:
2,5 miljard + 3 miljoen  
2,5 miljard + 0,3 miljard = 2,5 + 0,3 = 2,8 miljard

(3 miljoen omrekenen naar miljard)
(3 : 1000 = 0,3 miljard) 

Slide 7 - Diapositive

Rekenen met veel nullen
Nog een voorbeeld:

70 miljard : 14 miljoen   (eerst omrekenen)
70.000 miljoen : 14 miljoen = 5.000

70 miljard x 1000 = 70.000 miljoen

Slide 8 - Diapositive

Aan de slag
maken bladzijde 81 eerste kolom
timer
7:00

Slide 9 - Diapositive

Verandering in procenten
Formule:

(Nieuw - Oud) : Oud x 100

Slide 10 - Diapositive

Wanneer?
Woorden als:
stijging, daling, toegenomen, afgenomen

Slide 11 - Diapositive

Voorbeeld
Een artikel is afgeprijsd van € 15 naar € 11,25.
Hoeveel procent is het artikel gedaald in prijs?


Slide 12 - Diapositive

Antwoord
(11,25 - 15) : 15 x 100 = - 25
Dus een daling van 25%

Slide 13 - Diapositive

Zelfstandig aan het werk
Maken de rekentrainer op bladzijde 81 
Tweede kolom
timer
7:00

Slide 14 - Diapositive

Nakijken van de rekentrainer

Slide 15 - Diapositive

De supermarktvestiging waar Yasmine werkt moet sluiten. Annie, een collega van Yasmine, is 63 jaar. Annie schrijft zich na haar ontslag niet in bij het UWV-werkbedrijf. Zij denkt dat ze na haar ontslag toch geen kans meer op een baan heeft.

Welke vorm van werkloosheid zal van toepassing zijn op Annie?
A
Geregistreerde werkloosheid
B
Verborgen werkloosheid
C
Regionale werkloosheid
D
Structurele werkloosheid

Slide 16 - Quiz

De verwachting voor de werkgelegenheid in 2016 ziet er niet goed uit. Door de crisis zullen consumenten minder geld besteden en zullen meer jongeren werkloos worden.

Hoe noem je de werkloosheid die ontstaat doordat consumenten minder besteden?
A
conjuncturele werkloosheid
B
regionale werkloosheid
C
structurele werkloosheid
D
verborgen werkloosheid

Slide 17 - Quiz

In de jaren 2008 tot en met 2012 steeg het gemiddelde bruto uurloon van jongeren van € 6,59 naar € 7,91. In het jaar 2013 daalde het gemiddeld bruto uurloon met 10% ten opzichte van 2012.

Bereken in twee decimalen het gemiddeld bruto uurloon in 2013. Schrijf je berekening op.

Slide 18 - Question ouverte

Paragraaf
Nu komt er een uitleg over paragraaf 3.5

Slide 19 - Diapositive

wat zijn de gevolgen van werkloosheid?

Slide 20 - Carte mentale

Wat kun je zelf doen tegen werkloosheid?

Slide 21 - Carte mentale

wat kan de overheid doen tegen werkloosheid?

Slide 22 - Carte mentale

Geen werk meer en dan?
Je krijgt eerst een WW-uitkering (70% van je laatst verdiende loon)

Daarna krijg je een bijstandsuitkering of niet.

Slide 23 - Diapositive

Scholing
Bijscholen (extra kennis opdoen voor je vak)

Herscholen (opfrissen wat je al aan het doen bent)

Omscholen ( je leert een totaal ander vak)

Slide 24 - Diapositive

Zelfstandig werken 
aan de slag met paragraaf 3.5

Slide 25 - Diapositive