onderzoeken practica vorig jaar

Les 2: Onderzoeken en practica
  • Huiswerkcheck en aanwezigheid
  • Flashcards
  • Uitleg grootheden en eenheden
  • Voorvoegsels
  • Waarnemen 
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 100 min

Éléments de cette leçon

Les 2: Onderzoeken en practica
  • Huiswerkcheck en aanwezigheid
  • Flashcards
  • Uitleg grootheden en eenheden
  • Voorvoegsels
  • Waarnemen 

Slide 1 - Diapositive

Wat is het verschil tussen biologie en scheikunde?

Slide 2 - Question ouverte

Natuurwetenschap

Slide 3 - Carte mentale

Planning en huiswerk
Huiswerk: Paragraaf 1.2 opdracht 1,2,3,8
Paragraaf 1.3 opdracht 1 t/m 6

Slide 4 - Diapositive

Leerdoelen
1.2.1 Je kunt uitleggen wat de wetenschappelijke methode is.
1.2.2 Je kunt uitleggen hoe je veilig kunt waarnemen bij een onderzoek.
1.2.3 Je kunt beschrijven wat een grootheid en wat een eenheid is.
1.2.4 Je kunt uitleggen wat een indicator is.
1.3.1 Je kunt practicummaterialen benoemen.
1.3.3 Je kunt het verschil uitleggen tussen digitale en analoge apparatuur.
1.3.4 Je kunt de veiligheidsregels en veiligheidsmiddelen bij practicum noemen.
1.3.5 Je kunt de werking van de brander uitleggen.
1.3.6 Je kunt de drie soorten vlammen van de brander met hun eigenschappen noemen.

Slide 5 - Diapositive

Waarnemen

Slide 6 - Diapositive

Grootheden en eenheden

Elke waarneming heeft zijn eigen grootheid. De grootheid is de eigenschap die we kunnen meten, zoals lengte, tijd en temperatuur. De grootheid is wat je meet.
We meten iedere grootheid in een bijbehorende eenheid. De eenheid van lengte is bijvoorbeeld meter en de eenheid van tijd is seconde. De eenheid is waarin je het meet.

Slide 7 - Diapositive

Eenheden

Slide 8 - Carte mentale

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Veiligheidsregels bij een practicum
• Luister naar je docent en doe wat je docent zegt.
• Niet duwen, trekken of rennen in het lokaal.
• Niet eten of drinken in het lokaal.
• Leg geen tas of andere spullen waar mensen moeten lopen.
• Draag een veiligheidsbril als dat nodig is.
• Bind lang haar in een staart als je met vuur werkt.
• Werk altijd voorzichtig, vooral met scheikundige stoffen.
• Ruik alleen voorzichtig aan onbekende stoffen.
• Proef nooit van stoffen.
• Als er iets fout gaat, moet je meteen je docent waarschuwen.

Slide 11 - Diapositive

Welke veiligheidsmiddelen zie je in dit lokaal? Waar gebruik je die voor?

Slide 12 - Carte mentale

De brander
1 Doe de luchtregelring dicht.
2 Controleer of de gasregelknop dicht is.
3 Draai de gaskraan op je tafel open.
4 Houd een brandende lucifer net boven de schoorsteen.
5 Draai de gasregelknop een beetje open, zodat de brander met een geeloranje vlam gaat branden.
6 met de luchtregeling kan je de hitte van de vlam aanpassen

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Hoe warm is vloeistof 1, vloeistof 2 en vloeistof 3, denk je?

Slide 15 - Question ouverte

Koos weegt 25 kilogram. Wat is de eenheid en wat is de grootheid?
A
De eenheid is kilogram en de grootheid is massa
B
De eenheid is massa en de grootheid is kilogram
C
De eenheid is 25 en de grootheid is massa
D
De eenheid is 25 en de grootheid is kilogram

Slide 16 - Quiz

Wat voor meetinstrument is dit?
A
Digitaal
B
Analoog
C
Geen van beide
D
Allebei

Slide 17 - Quiz

Noem zoveel mogelijk veiligheidsregels

Slide 18 - Question ouverte

Wat zijn de eerste drie stappen van de wetenschappelijke methode?
A
Onderzoeksvraag, hypothese, experiment
B
Observatie, onderzoeksvraag, hypothese
C
Onderzoeksvraag, hypothese, observatie
D
Onderzoeksvraag, observatie, hypothese

Slide 19 - Quiz

Aan de slag!
Huiswerk: Paragraaf 1.2 opdracht 1,2,3,8
Paragraaf 1.3 opdracht 1 t/m 6

Slide 20 - Diapositive

Leerdoelen
1.2.1 Je kunt uitleggen wat de wetenschappelijke methode is.
1.2.2 Je kunt uitleggen hoe je veilig kunt waarnemen bij een onderzoek.
1.2.3 Je kunt beschrijven wat een grootheid en wat een eenheid is.
1.2.4 Je kunt uitleggen wat een indicator is.
1.3.1 Je kunt practicummaterialen benoemen.
1.3.3 Je kunt het verschil uitleggen tussen digitale en analoge apparatuur.
1.3.4 Je kunt de veiligheidsregels en veiligheidsmiddelen bij practicum noemen.
1.3.5 Je kunt de werking van de brander uitleggen.
1.3.6 Je kunt de drie soorten vlammen van de brander met hun eigenschappen noemen.

Slide 21 - Diapositive