Paragraaf 1.2: De landbouw ontstaat (deel 1)

• Geschiedenis
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Paragraaf 1.2: De landbouw ontstaat 

Zijn er vragen over het huiswerk?

Maak opdracht 5 t/m 15 op blz. 20 + 21

Waar of niet waar? 

Sleep de zinnen naar de juiste plek.

Levenswijze van jagers en verzamelaars.

WAAR

NIET WAAR

Jagers-verzamelaars waren échte vleeseters.

Er waren weinig sociale verschillen tussen jagers en verzamelaars

Jagers en verzamelaars woonden niet op één plek.

Jagers en verzamelaars leefden in groepen tussen de 25 en 40 mensen.

De jagers-verzamelaars hadden geen taakverdeling.

Leerdoelen H1 paragraaf 2

Nieuw begin

Akkerbouw (graan en groente) en veeteelt (runderen, schapen, kippen etc.) ontstaan in het Midden-Oosten (c. 9.000 v.C.).

Akkerbouw

Veeteelt

Nieuw bestaansmiddel

Gevolgen (akkerbouw + veeteelt): 

1. Boeren gingen op een vaste 

    plaats wonen (dorpjes).

Nieuw bestaansmiddel

Gevolgen (akkerbouw + veeteelt): 

2. Meer voedsel en daardoor 

     meer mensen.

Nieuw bestaansmiddel

Gevolgen (akkerbouw + veeteelt): 

3. Er ontstonden sociale 

     verschillen tussen mensen.

Nieuw bestaansmiddel

Gevolgen (akkerbouw + veeteelt): 

4. De kans op ziekte nam toe. 

     (Mensen en dieren onder 

     één dak).

Een economie kwam op gang.

v

Wat is GEEN gevolg van de uitvinding van akkerbouw en veeteelt?

1. Er was meer voedsel en daardoor meer mensen.
2. Boeren gingen op een vaste plaats wonen.
3. De kans op ziekte nam af.
4. Er ontstonden sociale verschillen.

Waar ontstond de landbouw in ongeveer 9.000 v.C.?

1. Europa
2. Midden-Oosten
3. Azië
4. Noord-Amerika

Jagers en verzamelaars

De eerste boeren

Weinig bezit

Kleine groepen

Wonen op één plek

Nomaden

Grote groepen

Aardewerk

Gelijkheid

Ongelijkheid

Landbouw	Betekenis	Afbeelding
Akkerbouw
Veeteelt

Verbouwen van gewassen zoals graan en groenten.

Dieren houden of fokken voor voedsel.

Veel succes!

AAN DE SLAG!

Wat?	Maken: vraag 4 t/m 14 op blz. 26+27
Waarom?	Zo begrijp je de leerdoelen beter
Hoe?	Lees de teksten, maak de vragen
Hulp?	Rood: stilte, geen vragen Oranje: stilte, je mag vragen stellen Groen: zachtjes overleggen
Klaar?	Lees alvast 1.3 door op blz. 29 + 30