M2 Signaalwoorden

Signaalwoorden
Today's mission:
  • Doel: Je leert wat signaalwoorden zijn en je leert ze te herkennen en gebruiken.

1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Signaalwoorden
Today's mission:
  • Doel: Je leert wat signaalwoorden zijn en je leert ze te herkennen en gebruiken.

Slide 1 - Diapositive

Wat zijn signaalwoorden?

Slide 2 - Carte mentale

Signaalwoorden
Signaalwoorden
Wat zijn signaalwoorden?

Deze woorden geven een tekstverband aan.
Dat is een relatie tussen twee delen in een tekst.
Dit kunnen alinea's, zinnen of delen van zinnen zijn. 

Slide 3 - Diapositive

Opsomming
  • Deze woorden gebruik je voor het opnoemen van verschillende gelijkwaardige dingen. 
and
en
first, second, third
eerste, tweede, derde
in addition
daarbij, bovendien
also
ook

Slide 4 - Diapositive

Opsomming - voorbeeld
The students and the teachers go to school every day. 

Slide 5 - Diapositive

Welk signaalwoord geeft een opsomming aan?
A
first
B
but
C
however
D
because

Slide 6 - Quiz

oorzaak & gevolg
  • oorzaak: dat is de reden dat iets gebeurde (waarom).
  • gevolg: wat er gebeurt (hierdoor).
as a result
als gevolg van, daardoor, daarom
because
omdat
for
want

Slide 7 - Diapositive

Oorzaak en gevolg - voorbeeld
The students went home because there was no teacher. 

Slide 8 - Diapositive

Welk signaalwoord geeft een oorzaak of gevolg aan?
A
moreover
B
but
C
as a result
D
also

Slide 9 - Quiz

conclusie
  • Deze woorden vatten een artikel of tekst kort samen of maken een bewering op basis van gegevens in de tekst. 
after all
tenslotte
consequently
met als gevolg
so
dus, daarom
therefore
daarom, dus
to sum up
samenvattend

Slide 10 - Diapositive

Conclusie- voorbeeld
To sum up we can say that schools do not employ enough teachers. 

Slide 11 - Diapositive

Welk signaalwoord geeft een conclusie aan?
A
however
B
after all
C
because
D
and

Slide 12 - Quiz

tegenstelling
  • Deze woorden geven het tegenovergestelde aan. 
but
maar
although,  though
(al)hoewel, ondanks
even though
ook al
however
echter
instead
in plaats van 
nevertheless
toch, niettemin, desalniettemin
while
terwijl

Slide 13 - Diapositive

Tegenstelling - voorbeeld
James did his homework but Ellie didn't do anything. 

Slide 14 - Diapositive

Welk signaalwoord geeft een tegenstelling aan?
A
so
B
consequently
C
because
D
instead

Slide 15 - Quiz

Opdracht 4 categorieën 
Bij de volgende zinnen moet je zelf de keuze maken welk signaal past in de zin. 

Good luck!

Slide 16 - Diapositive

My wife plays tennis ___ football.
A
so
B
but
C
and

Slide 17 - Quiz

I can't sleep ___ I'm going to drink a glass of hot milk.
A
so
B
but
C
and

Slide 18 - Quiz

She can draw well, ___ she can't cook.
A
so
B
but
C
and

Slide 19 - Quiz

He was very tired ___ he had stayed up late to watch the football match.
A
because
B
while
C
but

Slide 20 - Quiz

Australia has some beautiful parts of countryside. ___ , they also have a lot of dangerous animals.
A
though
B
however
C
despite

Slide 21 - Quiz

___ television can be educational, I think it's better to read a book.
A
on the other hand
B
however
C
even though

Slide 22 - Quiz


linking words deel 1 mavo 2

Slide 23 - Diapositive

Vergelijking
  • Deze woorden gebruik je voor het beschrijven van twee gegevens die hetzelfde of gelijk zijn. 
just as
evenals, net als 
likewise
evenals, net als 
similarly
vergelijkbaar

Slide 24 - Diapositive

vergelijking - voorbeeld
I have done my homework just as I did last week. 

Slide 25 - Diapositive

Welk signaalwoord geeft een vergelijking aan?
A
likewise
B
but
C
however
D
because

Slide 26 - Quiz

voorwaarde
  • Hiermee geef je aan dat een gegeven ergens aan moet voldoen voordat er iets gebeurt (of mag). 
provided that
indien, mits
if
als, indien
unless
tenzij

Slide 27 - Diapositive

voorwaarde - voorbeeld
You may go out if you finish your homework. 

Slide 28 - Diapositive

Welk signaalwoord geeft een voorwaarde aan?
A
moreover
B
unless
C
likewise
D
also

Slide 29 - Quiz

voorbeeld
  • Met deze woorden geef je een voorbeeld.
for example
bijvoorbeeld
such as 
zoals

Slide 30 - Diapositive

voorbeeld - voorbeeld
There are different kinds of friendly dogs such as the golden retriever. 

Slide 31 - Diapositive

Welk signaalwoord geeft een voorbeeld aan?
A
however
B
unless
C
for example
D
and

Slide 32 - Quiz

tijd en volgorde
  • Deze woorden geven aan wanneer iets gebeurt of gebeurde. 
before
voordat
meanwhile
terwijl
since
vanaf, sinds
when
wanneer
now
nu, tegenwoordig

Slide 33 - Diapositive

tijd en volgorde - voorbeeld
Before computers, students had to write everything by hand.  

Slide 34 - Diapositive

Welk signaalwoord geeft een tijd/volgorde aan?
A
but
B
and
C
because
D
since

Slide 35 - Quiz

Opdracht 4 categorieën 
Bij de volgende zinnen moet je zelf de keuze maken welk signaal past in de zin. 

Good luck!

Slide 36 - Diapositive

We will arrive at 8.00 ___ our train is late.
A
so
B
unless
C
and

Slide 37 - Quiz

The latest Lady Gaga song is very ____ to the last one.
A
so
B
however
C
similar

Slide 38 - Quiz

You can play Fortnite ___ you finish your chores.
A
if
B
because
C
and

Slide 39 - Quiz

Nordic countries ___ Sweden still have a lot of Viking burial sites scattered across the countryside.
A
because
B
such as
C
but

Slide 40 - Quiz

He has lived in The Hague ___ 2010.
A
since
B
however
C
despite

Slide 41 - Quiz

___ the singer was ill, he went on stage to perform.
A
on the other hand
B
before
C
even though

Slide 42 - Quiz


linking words deel 2 mavo 2

Slide 43 - Diapositive