Proeftoets leesvaardigheid

Proeftoets leesvaardigheid

Lezen

Proeftoets leesvaardigheid. 

Lees de vragen goed, beantwoord daarna de vraag.

Lees de tekst 'minder huis, meer leven' globaal. Waar gaat de tekst over?

Hoe wordt het onderwerp van de tekst in alinea 1 ingeleid?

In alinea 1 wordt:

1. de aanleiding voor het schrijven van het artikel genoemd
2. de mening van deskundigen gegeven
3. het onderwerp van dit artikel beschreven
4. de indeling van de tekst aangeduid

Noteer twee voordelen en twee nadelen die de schrijver van wonen in een tiny house beschrijft.

Welk kopje past het beste bij de inhoud van alinea 3?

1. Krakersgemeenschap
2. Gemeentebeleid
3. Goedkoop wonen
4. Wonen op een camping

In welke zin overdrijft de schrijver? Er zijn meerdere antwoorden goed.

1. Dus komen er tiny houses op de Drentse leegten bij Hoogeveen, in de eeuwige ruimte van Flevoland, en onder de eindeloze luchten van Den Helder.
2. De huisjes nemen niet alleen weinig ruimte in, ze zijn snel, goedkoop en duurzaam te bouwen en kunnen vaak gemakkelijk verplaatst worden.
3. Een klein huisje is supersexy en maximaal vijftig vierkante meter
4. Het was een dagtaak, om zich er permanent te vestigen...

In alinea 5 staat: 'Het Homeruskwartier is sowieso de leukste plek van Nederland.' Leg uit waarom de schrijver hier overdrijft.

Welk verband is er tussen alinea 6 en 7?

1. Alinea 6 en 7 vormen samen een opsomming
2. Alinea 7 geeft een samenvatting van de inhoud van alinea 6
3. Alinea 7 geeft een voorbeeld bij alinea 6
4. Alinea 7 geeft een tegenstelling bij alinea 6

Wat is het belangrijkste doel van de schrijver met deze tekst?

1. De lezer overtuigen om in een tiny house te gaan wonen.
2. De lezer informatie geven over tiny houses.
3. De lezer adviseren over het kopen van een tiny house.
4. De lezer vermaken met een leuke tekst over tiny houses.

Vindt de schrijver dat je met een tiny house meer leven en vrijheid krijgt? Leg je antwoord in ongeveer 40 woorden.

Lezen

Lees de tekst van H.16 op blz. 37.

Wat is het doel van de schrijver?

Welk verband staat in alinea 1?

1. oorzaak - gevolg
2. conclusie
3. toelichting
4. doel en middel

Welk verband is er tussen alinea 3 en 4? Noem ook het signaalwoord dat bij het verband hoort.

Welk verband is er tussen alinea 5 en 6?

1. opsomming
2. voorbeeld
3. tijd
4. tegenstelling

Lees alinea 6. waarom is het volgens adjudant Jan de Lange nodig om af te zien tijdens dit soort trainingen?

In alinea 7 worden voorbeelden gegeven van kouklachten. Aan welk signaalwoord kun je dit zien?

Wat bedoeld de commandant met de term 'koudwatervrees' in alinea 10?

Lees de titel van de tekst. Waarom staat de titel tussen aanhalingstekens?

Welke mensen in de tekst zijn het eens met de titel en welke zijn het oneens?

Lezen

Lees de tekst van H. 29 op blz. 63.

Lees de tekst 'Mee met de meute'.
Wat is het onderwerp van de tekst? Geef je antwoord in één of twee woorden

Hoe wordt de tekst in alinea 1 en 2 ingeleid?

1. Er wordt een opvallend standpunt genomen
2. Er wordt een voorbeeld bij het onderwerp van de tekst uitgewerkt
3. Er wordt een samenvatting van de rest van de tekst gegeven
4. Er wordt een korte geschiedenis gegeven

Noem twee voorbeelden van dingen die mensen doen onder invloed van groepsdruk.

In alinea als 2 staat: 'Waarom gedraag je je als een bruut als je met vrienden bent?' Leg uit waarom dit beeldspraak is

Wat is de functie van alinea 3?

1. Er wordt een verklaring gegeven voor groepsgedrag
2. Er wordt een voorbeeld gegeven bij groepsgedrag
3. Er wordt een gevolg beschreven van groepsgedrag
4. Er wordt een bewijs gegeven voor groepsgedrag

In alinea 8 staat: "We willen graag geloven dat we autonoom zijn'. Wat zou er in de plaats van 'autonoom' kunnen staan?

1. onafhankelijk
2. in ons zelf gekeerd
3. de baas over anderen
4. in Nederland geboren