4.2.1

4.2 Vermogen en weerstand.
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
Mens en NatuurMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

4.2 Vermogen en weerstand.

Slide 1 - Diapositive

Planning
Planning en leerdoelen bespreken.
Herhalen.
Vermogen en kortsluiting.
Zelfstandig werken.
Weerstand.
Zelfstandig werken. 

Slide 2 - Diapositive

Doelen voor vandaag
Je legt uit wat vermogen is en hoe je het moet uitrekenen.

Je legt uit hoe kortsluiting kan optreden en wat er in je huis ingebouwd is om brand te voorkomen.

Je legt uit wat weerstand is en kan dit ook berekenen.

Slide 3 - Diapositive

Wat is spanning

Slide 4 - Question ouverte

Wat is stroomsterkte?

Slide 5 - Question ouverte

Wanneer heb ik een lopende stroom?

Slide 6 - Question ouverte

Waarom dragen elektriciens altijd rubberen handschoenen? (geef ook aan wat rubber is in deze situatie)

Slide 7 - Question ouverte

Vermogen
Hoeveel energie een apparaat per seconde gebruikt!

Een apparaat met meer vermogen (meer Watt) is sterker dan een apparaat met minder vermogen. 


Slide 8 - Diapositive

Vermogen berekenen

Slide 9 - Diapositive

Kortsluiting
Te hoge stroomsterkte

Slide 10 - Diapositive

(Groeps)zekering
Voor elke groep is er een aparte zekering. Deze schakelt automatisch de groep uit bij kortsluiting of overbelasting.

Slide 11 - Diapositive

Zelfstandig werken
Wat?  Lees blz. 99 & 100 en maak opgave 1 tot en met 12
Hoe?  Je mag fluisterend overleggen met je buur
Hulp? Boek, buur bureau
Tijd? 15 minuten. 
Uitkomst? Je legt uit wat vermogen is en hoe je het moet uitrekenen.
                      Je legt uit hoe kortsluiting kan optreden en wat er in je huis ingebouwd is om brand te voorkomen.
Klaar? lees blz. 101
timer
1:00

Slide 12 - Diapositive

Weerstand
Hoe meer weerstand, hoe moeilijker de stroom er doorheen gaat.

Een geleider heeft weinig weerstand.

Een isolator heeft veel weerstand.

Slide 13 - Diapositive

Weerstand (R)
Een apparaat levert weerstand.
Des te groter de weerstand, des te kleiner de stroomsterkte wordt.

grootheid
symbool
eenheid
symbool
weerstand
R
ohm

Slide 14 - Diapositive

Weerstand berekenen

Weerstand = spanning / stroomsterkte


Eenheid van weerstand is Ω (Ohm)



R=IU

Slide 15 - Diapositive

Zelfstandig werken
Wat?  Lees blz. 101 en maak opgave 1 tot en met 16
Hoe?  Je mag fluisterend overleggen met je buur
Hulp? Boek, buur bureau
Tijd? 10 minuten. 
Uitkomst? Je legt uit wat vermogen is en hoe je het moet uitrekenen.
                      Je legt uit hoe kortsluiting kan optreden en wat er in je huis ingebouwd is om brand te voorkomen.
                      Je legt uit wat weerstand is en kan dit ook berekenen.
Klaar? Nakijken!
timer
5:00

Slide 16 - Diapositive