Thema 5, week 2 Les 9 - Samengestelde werkwoorden

Waar denk je aan als je denkt aan een samengesteld werkwoord?
1 / 18
suivant
Slide 1: Carte mentale
TaalBasisschoolGroep 6

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Waar denk je aan als je denkt aan een samengesteld werkwoord?

Slide 1 - Carte mentale

lesdoel

Ik kan samengestelde werkwoorden herkennen en de samengestelde werkwoorden juist schrijven.

Slide 2 - Diapositive

lachen
lopen
delen
schrijven
zuigen
schaatsen
uitlachen
hardlopen
uitdelen
omschrijven
stofzuigen
rolschaatsen

Slide 3 - Diapositive

een samengesteld werkwoord bestaat uit twee delen


  beeld     +    houwen          =    beeldhouwen

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Kun jij een voorbeeld geven van een samengesteld werkwoord?

Slide 7 - Question ouverte

Welk werkwoord is een samengesteld werkwoord?
A
braden
B
koken
C
kneden
D
aanbranden

Slide 8 - Quiz

Welk werkwoord is een samengesteld werkwoord?
A
lopen
B
hardlopen
C
wandelen
D
kruipen

Slide 9 - Quiz

Welk samengesteld werkwoord herken jij?
Ik zwaai mijn moeder uit.

Slide 10 - Question ouverte

werkwoord: uitzwaaien
TEGENWOORDIGE TIJD                                  
Ik zwaai uit                      
Hij zwaait uit                    
Wij zwaaien uit       
           
Voltooid deelwoord: Ik heb mijn moeder uitgezwaaid

Slide 11 - Diapositive

Welk samengesteld werkwoord herken jij?
De jongen legt zijn pen neer.

Slide 12 - Question ouverte

werkwoord: neerleggen
TEGENWOORDIGE TIJD                                  
Ik leg neer                    
Hij legt neer              
Wij leggen neer 
           
Voltooid deelwoord: Ik heb mijn pen neergelegd

Slide 13 - Diapositive

Welk samengesteld werkwoord herken jij?
De man reist rond de wereld.

Slide 14 - Question ouverte

werkwoord: rondreizen
TT                                    
Ik reis rond                 
Hij reist rond               
Wij reizen rond             
Voltooid deelwoord: Hij heeft veel rondgereisd

Slide 15 - Diapositive

Welk samengesteld werkwoord kan je maken in deze zin?
Tim bergt zijn etui op.
A
etuibergen
B
bergt op
C
opbergen

Slide 16 - Quiz

Vul het hele werkwoord in.
Zij doet de deur voor ons open.

Slide 17 - Question ouverte

Vul het hele werkwoord in.
Melle komt laat aan.

Slide 18 - Question ouverte