Les 3.2G (24-2-2025 > Zinsdelen + opdracht)

Programm:

1. Zurückblick
2. Zinsdelen herhalen
3. Sprachfertigkeiproject
Herzlich wilkommen!
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 3

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Programm:

1. Zurückblick
2. Zinsdelen herhalen
3. Sprachfertigkeiproject
Herzlich wilkommen!

Slide 1 - Diapositive

Naamvallen zijn......???
en welke naamvallen ken je???

Slide 2 - Diapositive

Zinsdelen?? Wat waren dat ook alweer?
"Berend wil in Nederland een huis kopen."

(Gez: .....................................)

1: Ond:  .................................

2: Lv: ......................................
gezegde
wil kopen

"Alle ww. in een zin"
Onderwerp
Berend

"Wie/wat + gez."
Lijdend voorwerp
een huis

"Wie/wat + gez. + ond."
Gez.:  Hetzelfde!

Onderwerp  =  1e nvl!

Lijd. vw         =   2e nvl
conclusie:

Slide 3 - Diapositive

Dus ....
De naamvallen in het Duits zijn niets anders dan........zinsdelen!

> Nu zijn er een aantal Duitse woorden (voorzetsels/kastwoorden) die aangeven in welke naamval een bepaald Zelfstandig Naamwoord staat!
(Oftewel: wat voor zinsdeel het aangeeft, zonder dat je moet gaan ontleden)
De belangrijkste is voor nu: de 4e naamval / het lijdend voorwerp

Slide 4 - Diapositive

Bij welk zinsdeel heb je de 1e naamval?
A
Onderwerp
B
Meewerkend voorwerp
C
Lijdend voorwerp

Slide 5 - Quiz

Het zinsdeel dat altijd
in de 4e naamval staat is het ...
A
... onderwerp
B
... gezegde
C
... lijdend voorwerp
D
... meewerkend voorwerp

Slide 6 - Quiz

Welk zinsdeel heeft een derde naamval
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp

Slide 7 - Quiz

Even een paar voorbeeldjes:
"Ich habe gestern in Lelystad ein Auto gekauft!"
Gezegde:
1e:
4e:
_______________________________________________________________
"Monica hat an Peter ein Geschenk gegeben!"
1e, 3e + 4e!

Slide 8 - Diapositive

Sprachfertigkeitsproject
Wat houdt dit in?
Hoe? en met wie?
Wat wordt er van jou/jullie verwacht?!

Slide 9 - Diapositive

Over een paar weken:
1. Sprechen --> Ontwerp een poster over een thema in het Duits + Natürlich "Vorlesen"

-> Ein Deutsche Poster; erzähle über  ein Thema was zuerst Gecheckt wird!
>  Ihr macht eine kurze Presentation dabei  =  Sprachfertigkeit
--> Wir üben "Präsentationwortschatz" +  Ihr wisst schon viel!


Slide 10 - Diapositive

Arbeitszeit
--> 10 Minuten nachdenken!
--> Fragen + Austellen was ihr machen wollt!
--> Papier, Canva, Word
> Regeln:
1: Soll gut aussehen
2: Auf Niveau!! Kein 2 Minuten!
timer
10:00

Slide 11 - Diapositive

DE LIDWOORDEN
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
der
die
das
die
Het lidwoord van het meervoud is altijd die

Slide 12 - Diapositive

Woorden die eindigen op een "-e" zijn meestal:
A
Die
B
Das
C
Der
D
Die (meervoud)

Slide 13 - Quiz

Als wij het lidwoord "het" gebruiken, vertaal je dat in het Duits meestal naar:
A
Die
B
Das
C
Der
D
Die (meervoud)

Slide 14 - Quiz

Mannelijke personen krijgen het lidwoord:
A
Die
B
Das
C
Der
D
Die (meervoud)

Slide 15 - Quiz

Vrouwelijke dieren krijgen het lidwoord:
A
Die
B
Das
C
Der
D
Die (meervoud)

Slide 16 - Quiz

Super! Dankeschön!
Nu even wat anders.... > Door naar Sprechen/Aussprache
Zelfstandig  +  met begeleiding

1: Alles is met "regeltjes" > Stapsgewijs leren en oefenen dus :)

Slide 17 - Diapositive

Uitspraak
Aussprache 1
Aussprache 2

Slide 18 - Diapositive

Bis morgen!

Slide 19 - Diapositive