week 15, 2d, K3 A-B

• Duits
• Middelbare school
• vmbo g, t, mavo, havo, vwo
• Leerjaar 2,3

Startopdracht

Leg je huiswerk voor je op tafel, ik kijk het na tijdens de uitleg van meneer Houtman

Donnerstag 14. Dezember 2023

Planung

• Rückblick / Hausaufgaben
  
• Grammatik

Donnerstag 14. Dezember 2023

Hausaufgaben:

2 bis zum 7 und 9 

Ab Seite 66

Lernliste D-N: A Sehen

Heute
einfach
verstehen
die Sprache
wählen
weil

• vandaag
• makkelijk
• begrijpen
• de taal
• kiezen
• omdat 

Aufgabe 2

Heute ist es .........

Morgen ist es ..........

Gestern war es .............

In vier Tage ist es .............

............. und ............... = das Wochenende

Aufgabe 5

Wie spät ist es?

Es ist .....

E: Grammatik

Aan het einde van de les kun je het geslacht van zelfstandig naamwoorden bepalen.

Het is handig om bij de uitleg aantekeningen te maken!

Der, die und das

De lidwoorden in het Nederlands:

de en het

worden in het Duits aangegeven met:

der, die und das

Wanneer gebruik je welk lidwoord?

Geslacht: der, die of das? 

mannelijk: der 

vrouwelijk: die 

onzijdig: das

meervoud: altijd het lidwoord die 

Hoe kun je weten of een woord der, die of das is? 

Er zijn een aantal regels die je kunt toepassen

mannelijk = der

personen en dieren van het mannelijke geslacht 

der Stier, der Wolf, der Hahn

der Vater, der Mann, der Bruder, der Lehrer

vrouwelijk = die

dieren/personen van het vrouwelijk geslacht 
die Kuh = de koe

die Lehrerin = de lerares


De meeste woorden die op een -e eindigen zijn vrouwelijk:

die Schule, die Lampe, die Adresse, die Toilette

onzijdig = das

• De meeste woorden waar je "het" voor zet in het Nederlands, zijn in het Duits das. (het boek - das Buch, het huis - das Haus)

meervoud = die

Als het om meervoud gaat gebruik je altijd die.

Het maakt dan niet uit of het een mannelijk dier of persoon is.

Bijvoorbeeld: 

der Opa - die Opas

das Tier - die Tiere

Leute en Eltern zijn altijd meervoud

Vul het goede lidwoord in van:
Banane

1. der
2. die
3. das
4. geen

Vul het goede lidwoord in van:
Haus

1. der
2. die
3. das
4. geen

Vul het goede lidwoord in van:
Kinder (mv)

1. der
2. die
3. das
4. geen

Vul het goede lidwoord in van:
Bauer (boer)

1. der
2. die
3. das
4. geen

Vul het goede lidwoord in van:
Lehrer

1. der
2. die
3. das
4. geen

Vul het goede lidwoord in van:
Leute (mv)

1. der
2. die
3. das
4. geen

Vul het goede lidwoord in van:
Fenster (raam)

1. der
2. die
3. das
4. geen

Selbständig arbeiten

Machen:

Aufgabe 17 bis zum 21 und 23 (Ab Seite 77)

Fertig? Dann Slim Stampen E, score minimaal 80%

Hausaufgaben

Machen:

Aufgabe 17 bis zum 21 und 23 (Ab Seite 77)

Lernen: 

Grammatik und Slim Stampen E, minimaal 80%