Economisch bekeken - H1.3. Getallen op een rij - KGT

Hoofdstuk 1 - Zakgeld en inkomen (GT)
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 1 - Zakgeld en inkomen (GT)

Slide 1 - Diapositive

Welkom klas 2KG1
Docent
-Ga zitten
-Pak je etui, schrift, boek en laptop
-Log in alvast in via LessonUp

Slide 2 - Diapositive

  • H1.1 Inkomsten in soorten
  • H1.2 Inkomsten omrekenen
  • H1.3 Getallen op een rij
  • H1.4 Bijverdienen
  • H1.5 De bank betaalt
  • H1.6 Inkomen en beroep
Inhoud

Slide 3 - Diapositive

Terugblik

Slide 4 - Diapositive

Kies de juiste berekening

€4,50 per week naar per maand
A
€4,50 x 4 = €18
B
€4,50 x 30 = €135
C
€4,50 x 52 : 12 = €19,50

Slide 5 - Quiz

Kies de juiste berekening

€11,70 per maand naar per week
A
€11,70 x 12 : 52 = €2,70
B
€11,70 x 12 = €140,40
C
€11,70 : 4 = €2,93

Slide 6 - Quiz

Kies de juiste berekening

€13 per maand naar per week
A
€13 : 4 = €3,25
B
€13 x 12 : 52 = €3
C
€13 :30 = €0,43

Slide 7 - Quiz

Kies de juiste berekening

€7,50 per week naar per jaar
A
€7,50 x 12 = €90
B
€7,50 x 52 : 12 = €32,50
C
€7,50 x 52 = €390

Slide 8 - Quiz

Kies de juiste berekening

€28,76 per maand naar per jaar
A
€28,76 x 12 = €345,12
B
€28,76 x 52 = €1495
C
€28,76 x 52 : 12 =€124,63

Slide 9 - Quiz

NAKIJKEN TOEPASSINGSVRAGEN H1.2
Ben je klaar?
Start alvast met het maken van het huiswerk.

Kader: Maken toepassingsvragen 6 t/m 10 van hoofdstuk 1.3 inkomsten omrekenen op bladzijde 18 en 19
GT: Maken toepassingsvragen 6 t/m 11 van hoofdstuk 1.3 inkomsten omrekenen op bladzijde 18 en 19
 

              



Slide 10 - Diapositive

ANTWOORDEN TOEPASSINGSVRAGEN H1.2
6.      A. € 17,50 per maand en € 6,50 per week
         B. Het kleedgeld moet bij Dilara in mindering gebracht worden,
               omdat dat geen zakgeld is. Dilara heeft dan € 17,50 per maand
               aan zakgeld.
         C. Noah krijgt het meeste zakgeld, want € 6,50 x 52 weken / 12
               maanden = € 28,17 zakgeld per maand. Dat is meer dan de
             € 17,50 per maand van Dilara.




Slide 11 - Diapositive

ANTWOORDEN TOEPASSINGSVRAGEN H1.2
7.      Merel: € 27,30 x 12 maanden / 52 weken = € 6,30 per week
          Marly: € 18,20 x 12 maanden / 52 weken = € 4,20 per week
          Barbara: € 4,62 x 52 weken / 12 maanden = € 20,15 per maand
          Daphne: € 5,25 x 52 weken / 12 maanden = € 22,75 per maand
          Judith: € 1.485,85 x 12 maanden / 365 dagen = € 48,85 per dag
          Ymkje: € 385,08 x 12 maanden / 365 dagen =  € 12,66 per dag

8.      A.
€ 32,- per maand x 12 maanden = € 384,- per jaar
         B.
€ 384,- - € 312,- = € 72,- meer dan vorig jaar

Slide 12 - Diapositive

ANTWOORDEN TOEPASSINGSVRAGEN H1.2
9.      A. € 3,99 + € 7,50 = € 11,49 per week
         B. Inkomsten in natura = € 11,49 x 52 weken / 12 maanden =
               € 49,79. Het zakgeld is € 29,25 per maand. De inkomsten uit
               natura zijn per maand dus hoger.
         C. Loon per week = € 95,- x 12 maanden / 52 weken = € 21,92 per
               week. Na aftrek van de € 11,49 per week is er nog € 10,43 per
               week vrij te besteden

Slide 13 - Diapositive


10.   A.
Zie afbeelding
         B. Justin heeft € 1.200,- aan
               kleedgeld nodig.
         C. Dat is € 600,- per jaar.
         D. Per maand heeft Justin
              € 600,- / 12 maanden =
              € 50,- per maand nodig.
              Per week is dit € 600,- / 52
              weken = € 11,54 per week.
ANTWOORDEN TOEPASSINGSVRAGEN H1.2

Slide 14 - Diapositive

ANTWOORDEN TOEPASSINGSVRAGEN H1.2
11.   A. 7 uur x € 3,25 x 52 weken / 12 maanden = € 98,58 per maand
         B. Uurloon Siebert = € 2.289,50 x 12 maanden / 52 weken /
               38 uren = € 13,90 per uur
               Uurloon Johanna = € 1.450,76 x 12 maanden / 52 weken /
               20 uren = € 8,81 per uur
         C. Met het uurloon kun je jouw loon vergelijken met die van een
               klasgenoot, familielid etc.
          D. Met het maandloon kun je jouw loon vergelijken met die van
               een klasgenoot, familielid etc.

Slide 15 - Diapositive

1.3. Getallen op een rij

Slide 16 - Diapositive

Aan het eind van deze paragraaf kun je:
  • uitleggen wat een tabel is;
  • een tabel maken;
  • gegevens opzoeken in een tabel.
Lesdoelen

Slide 17 - Diapositive

  • Tabel is een overzicht van gegevens (getallen) in kolommen en rijen.

  • Bij een rij gaat het om de horizontale hokjes van links naar rechts.
    Bij een kolom gaat het om de verticale hokjes van boven naar beneden.

  • Het is erg belangrijk om de tabel goed te lezen, denk aan de titel en eventuele toelichting!



Wat is een tabel?

Slide 18 - Diapositive

Tabel: Inkomsten van 12 t/m 18 jaar (gemiddeld per jaar)
Rij
Kolom

Slide 19 - Diapositive

OPDRACHT
  • Maak de introductievragen (opdracht 1 t/m 5).


  • Klaar? Dan ga je verder met de rekentrainer

Slide 20 - Diapositive

ANTWOORDEN INTRODUCTIEVRAGEN
1.      Zodat hij zijn eigen kleedgeld kan vergelijken met het kleedgeld   
           van leeftijdsgenoten en eventueel meer kan vragen aan zijn
           ouders.

2.      A. Tabel
         B. Een kolom
         C. 15-jarigen krijgen gemiddeld € 65,- kleedgeld en 16-jarigen
              krijgen gemiddeld € 62,-.

3.      A. Jeroen krijgt € 65,- — € 40,- = € 25,- minder dan het gemiddelde.
          B. Nee, de toelichting geeft aan dat scholieren zonder deze
               ontvangsten niet meetellen.


Slide 21 - Diapositive

ANTWOORDEN INTRODUCTIEVRAGEN
4.      A. 29% van de jongens krijgt kleedgeld.
          B. de jongens 60, de meisjes 53

5.      A. Jeroen: 5 dozen x € 7,20 = € 36,00  per 2 uren
               € 36,00 / 2 uren = € 18,00 per uur
               Stijn: 3 kisten x € 9,60 = € 28,80 per 2 uren
               € 28,80 / 2 uren = € 14,40 per uur
           B. 5 dozen = 1,8 kilo x 5 dozen = 9 kilo
                3 kisten = 4 kilo x 3 kosten = 12 kilo
                Jeroen: € 36,00 / 9 kilo = € 4,- per kilo
                Stijn: € 28,80 / 12 kilo = € 2,40 per kilo





Slide 22 - Diapositive

Huiswerk voor de volgende les:
  • Kader: maken opgave 1/6 hoofdstuk 1.3
  • GT:  maken opgave 1/6 hoofdstuk 1.3

Huiswerk

Slide 23 - Diapositive