2VG 3.6 Spreken, kijken, luisteren MOLJ


Wat leer je?
1. Verhaalanalyse
2. Presenteren
3. Elevator pitch



1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon


Wat leer je?
1. Verhaalanalyse
2. Presenteren
3. Elevator pitch



Slide 1 - Diapositive

Leeskluppie
Naast lezen 
bespreken jullie
de leesbegrippen.

Slide 2 - Diapositive

Stappenplan presenteren

1. Kies een onderwerp waarover je genoeg kunt vertellen en interessant voor het publiek.
2. Bedenk de kern over wat je wil dat het publiek te weten komt.
3. Verzamel informatie in bronnen en vat deze samen in kernwoorden. 
4. Zet in een spreekplan de inleiding, kern, slot.
5. Bepaal de hulpmiddelen: product, PowerPoint, Prezi
6. Oefenen

Slide 3 - Diapositive

Een PowerPoint of Prezi biedt ondersteuning
  • Deze bevat niet te veel tekst met de kern van de boodschap en vertel een toelichting of voorbeeld erbij;
  • relevante beelden, cijfers, grafieken;
  • loopt synchroon met wat de spreker vertelt;
  • leesbaar lettertype.

Slide 4 - Diapositive

Denkvraag!

Waar moet een presentatie aan voldoen?
Waar moet een digitale presentatie aan voldoen?

Slide 5 - Diapositive

Twee fragmenten uit 'Het beste idee van Nederland'

Kijk online in Talent en bespreek opdracht 4 en 5 
uit paragraaf 3.6 Spreken, kijken, luisteren.

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Wat is een elevator pitch?



Een 'liftpraatje' waarbij je in één tot twee minuten

kwaliteiten en eigenschappen over jou of een product presenteert.

Slide 8 - Diapositive

Waarvoor gebruik je een elevatorpitch?


Met een pitch 'verkoop' je een prestatie, dienst, product  of bedrijf.


Dit gebruik je in het dagelijks leven, zoals bij sollicitaties ('Vertel eens iets over jezelf.') , presentaties en in onderhandeling.





Slide 9 - Diapositive

Wat komt in een elevatorpitch?


  1. Het product of de dienst die je aanbiedt.
  2. Wat heeft de koper of luisteraar hieraan?
  3. Wat is het bijzondere aan dit product of dienst?





Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Verdeling Elevator Pitch 2V1
Donderdag 8 februari:
Bobbie - Roan - Ima - Bram - Lise - Emiel - Hidde

Maandag 12 februari:
Angelina - Mila - Ryan - Sarah - Raphaël - Nadine - Mustafa - Rufus 

Dinsdag 13 februari:
Angelina - Mustafa - Norris- Daniel - Morris - Daniela - Atiya -  - Abbey  - 

Pandora inhalen na vakantie

Slide 12 - Diapositive

Verdeling Elevator Pitch 2T1
Donderdag 8 februari:
Lauren & Lucy
Melissa & Sophie van Dijk
Raf & Jonna
Marina & Noud
Sophie Lijst & Pim
Claire & Bowi
Anouk & Rifka











Maandag 12 februari:
Sara & Pip
Evi & Julia
Luka & Hannah
Wessel & Isa
Marit & Liia
Juliet & Elin
Bruce & Floor
Inhalen na de vakantie:
Isa en Sophie L - Jonna en Raf


Slide 13 - Diapositive

Wat?
§3.6 Spreken, kijken, luisteren: 
6 t/m 9
Hoe?
Zachtjes overleggen
Hulp?
Boek, klasgenoot, Mol
Leerdoel
Elevatorpitch week 6 en 7
Klaar?
Daltontaak, lezen, fictieproject

Slide 14 - Diapositive

Wat weet je nu?

Slide 15 - Diapositive

Wat weet je nu?

1. Verhaalanalyse
2. Oefenvragen toets 3.7, 3,8 en 3.9
3. Presenteren
4. Elevator pitch

Slide 16 - Diapositive

Oefenvragen toets §3.7 Grammatica zinsdelen
  • Onderstreep de pv en verdeel de zinnen met zinsdeelstrepen in zinsdelen. Zet wg (werkwoordelijk gezegde), o (onderwerp), lv (lijdend voorwerp), mv (meewerkend voorwerp) en bwb (bijwoordelijke bepaling) bij de juiste zinsdelen: Gisteren werd ik getrakteerd op een gratis uitje. 

  • Zet de zin van de bedrijvende in de lijdende vorm: De bakker bakt donuts.

  • Zet de zin van de lijdende in de bedrijvende vorm. De bedrijvende vorm wordt door de leerling uitgelegd.

Slide 17 - Diapositive

Oefenvragen toets §3.8 Grammatica woordsoorten
  • Noem de koppelwerkwoorden: ZWABBELS ;) 

  • Benoem de woordsoorten in de zin: lw, zn, bn, vz, vw, zww, hww, kww: Jongeren in de onderbouw zijn nieuwsgierig.



Slide 18 - Diapositive

Oefenvragen toets §3.9 Spelling
  • Noteer het voltooid deelwoord of tegenwoordig deelwoord in deze zin: bezorgen, lachen

  • Maak van de gegeven woorden een samenstelling: hoog + school, eik + boom


Slide 19 - Diapositive