Je leest zelfstandig een stukje uit de bundel en daarna krijg je een paar vragen.
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5
Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Theorie examenbundel
Je leest zelfstandig een stukje uit de bundel en daarna krijg je een paar vragen.
Slide 1 - Diapositive
paragraaf 1 Examenbundel
Lees even met me mee.
Slide 2 - Diapositive
2. Taalgebruik en aantal woorden
Slide 3 - Diapositive
Voor taal- en spelfouten krijg je aftrek in je puntenaantal op je examen. Hoeveel fouten mag je maximaal maken?
Slide 4 - Question ouverte
Ook als je antwoord inhoudelijk fout is en geen punten oplevert, wordt het op taalgebruik en spelling beoordeeld.
A
waar
B
niet waar
Slide 5 - Quiz
Wanneer wordt er geen punt afgetrokken voor taal- en spelfouten? Dat gebeurt...
A
als je in telegramstijl antwoordt.
B
als je een kleine letter gebruikt waar een hoofdletter hoort.
C
als je geen punt zet achter je zin.
D
als je in je antwoord een of een paar woorden weglaat.
Slide 6 - Quiz
Als je gevraagd wordt 'in een of meer volledige zinnen te antwoorden', wordt een punt afgetrokken voor een antwoord als 'Omdat de ijskappen smelten.'
A
waar (losse bijzin, formuleerfout)
B
niet waar (losse bijzin, geeft niets)
Slide 7 - Quiz
3. signaalwoorden en signaalzinnen
4. tekstsoort, schrijfdoel, intentie van de schrijver
Slide 8 - Diapositive
opsomming
conclusie
reden/verklaring
doel
oorzaak-gevolg
toelichting
bovendien
dus
aangezien
om te
daardoor
ter illustratie
Slide 9 - Question de remorquage
beschouwing
uiteenzetting
betoog
opiniëren
informeren
overtuigen
subjectief
Objectief
objectief/subjectief
Slide 10 - Question de remorquage
6. Citeren en met eigen woorden
Slide 11 - Diapositive
Als er gevraagd iets 'met eigen woorden' uit te leggen, dan mag je ook citeren.
A
Ja, natuurlijk.
B
Nee, absoluut niet.
Slide 12 - Quiz
Het is nu de bedoeling dat je deze zin, ja deze hele zin die je nu leest, op de correctie manier dus met regelnummers (1-3) citeert in het vakje hieronder.
Slide 13 - Question ouverte
7. Hoofdgedachte en hoofdvraag
Slide 14 - Diapositive
In een antwoord op een met-eigen-woordenvraag mag je geen termen uit de tekst letterlijk overnemen.
A
waar
B
niet waar
Slide 15 - Quiz
In een met-eigen-woordenvraag (parafraseer) mag je het max. aantal woorden met 10% overschrijden.
A
waar
B
niet waar
Slide 16 - Quiz
Je citeert niet meer dan één zin als je de hoofdgedachte van een tekst weergeeft.
A
waar
B
niet waar
Slide 17 - Quiz
8. Samenvatten
Slide 18 - Diapositive
Voordat je begint aan een samenvattingsopgave ga je na of de tekst een betoog, beschouwing of uiteenzetting is. Waarom is dat handig?
Slide 19 - Question ouverte
9. Functies van tekstgedeeltes.
Slide 20 - Diapositive
Noteer vijf functiewoorden die vooral van belang zijn voor het slot van een tekst.
Slide 21 - Question ouverte
10. Standpunt en argumenten
Slide 22 - Diapositive
Wat zijn voorbeelden van verschillende soorten argumenten?
A
feiten, voorbeelden, vergelijking, gevolg
B
enkelvoudige, nevenschikkende argumentatie
C
nuancering, relativering, constatering
D
overdrijven van de voordelen, vals dilemma
Slide 23 - Quiz
12 Drogredenen
Slide 24 - Diapositive
Welke aanduiding is fout voor de bedoelde drogreden?
A
onjuist beroep op oorzaak-gevolg
B
onjuist beroep op een oorzaak-gevolgschema
C
argumentatie op basis van oorzaak en gevolg
D
non sequitur (het volgt er niet uit)
Slide 25 - Quiz
Wanneer is een argumentatie niet consistent?
A
de bron is niet deskundig
B
de gebruikte argumenten leiden niet naar het standpunt
C
er zijn niet voldoende argumenten gegeven
D
het argument maakt het standpunt niet aannemelijker