Voorzetsels met de 4 de naamval

Duitse voorzetsels met 4e naamval
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Duitse voorzetsels met 4e naamval

Slide 1 - Diapositive

Wat weet je nog over de Duitse naamvallen?

Slide 2 - Diapositive

Welke Duitse naamvallen heb je tot nu toe geleerd?
A
1 en 2
B
2 en 3
C
1 en 4
D
2 en 4

Slide 3 - Quiz

Als je een zelfstandig naamwoord met het woord hij kan vervangen dan is het .....
A
1 naamval
B
4 naamval

Slide 4 - Quiz

Als je een zelfstandig naamwoord met het woord hem kan vervangen, dan is ....
A
1 naamval
B
4 naamval

Slide 5 - Quiz

Het onderwerp van de zin is altijd de .................
A
eerste naamval
B
vierde naamval

Slide 6 - Quiz

Wat verandert zich bij de eerste naamval?
A
der wordt den
B
die wordt der
C
der wordt dem
D
niks

Slide 7 - Quiz

Wat verandert sich bij de vierde naamval?
A
die wordt das
B
der wordt den
C
der wordt dem
D
niks

Slide 8 - Quiz

Heb je bijna alles goed beantwoord?
GOED
GEDAAN !!!

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Wat denk je?
Waar zijn de voorzetsels:
A
der die das
B
mein dein sein
C
ich du er sie es
D
für ohne durch um bis

Slide 11 - Quiz

Dus ....
Voorzetsels zijn woorden zoals an bij in nach mit ...
In het Duits worden voorzetsels steeds met een bepaalde naamval verbonden. De meeste voorzetsels hebben een vaste naamval achter zich. 
Dat betekent. Als je in de zin een bepaald voorzetsel ziet, weet  je meteen over welke naamval gaat.

Slide 12 - Diapositive

Vandaag ga je aan de slag met de voorzetsels die met de 4 de  naamval verbonden zijn.  Gelukkig zijn er maar vijf.

Slide 13 - Diapositive

Ich gehe durch den Park

Slide 14 - Diapositive

Ohne Moos nix los

Slide 15 - Diapositive

Auto fährt gegen einen Baum.

Slide 16 - Diapositive

Die Rose ist für meine Mutter.

Slide 17 - Diapositive

Die Kette hängt um ihren Hals.

Slide 18 - Diapositive

5 Voorzetsels !!!
Durch gegen für ohne um

Als je deze voorzetsels in de zin heb, heb je altijd met de 4 de naamval te maken.  

Slide 19 - Diapositive

Die Blume ist für ............ Opa.
A
der
B
den
C
die
D
das

Slide 20 - Quiz

Er geht durch .......... Zimmer (o)
A
einen
B
ein
C
eines
D
eine

Slide 21 - Quiz

Ohne ........... Vater werde ich es nicht tun.
A
mein
B
meiner
C
meinen
D
meine

Slide 22 - Quiz

Die Familie sitzt um ...... Tisch (m)
A
der
B
die
C
das
D
den

Slide 23 - Quiz

Er geht durch ......... Wald (m)
A
den
B
der
C
die
D
das

Slide 24 - Quiz

Das ist gegen .......... Willen (m)
A
meine
B
mein
C
meiner
D
meinen

Slide 25 - Quiz

Alles Duidelijk?

Slide 26 - Diapositive

Misschien kan ik je helpen om de 5 voorzetsels te onthouden. Kijk naar de onderstaande verhal
Een verliefde jongen heeft een ketting voor een meisje gekocht. Ze kon hem niet om haar hals dragen want ze had allergie tegen zilver. Ze liep zonder ketting door de straat.

of ......

Slide 27 - Diapositive

Liefdesgedicht
Hij zei tegen haar
Ik ben door de liefde niet  bevrijd
Ik kan niet zonder jou
Ik geef om jou
Ik doe alles voor  jou
 

Slide 28 - Diapositive

Nu ga je aan de slag met de opdrachten van het WB:
12.2 b, c en d blz. 48-49 
Succes !!!!!

Slide 29 - Diapositive