Examentraining DNA

Examentraining DNA
VWO

Pak een chromebook
Houd Binas bij de hand

1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

Éléments de cette leçon

Examentraining DNA
VWO

Pak een chromebook
Houd Binas bij de hand

Slide 1 - Diapositive

Belangrijk?
2019 I
10 van de 39 vragen

2018 I
5 van de 38 vragen

2017 I
6 van de 38 vragen

Slide 2 - Diapositive

Basis

DNA (dubbelstrengs)
                         | transcriptie
mRNA (enkelstrengs)
                     | translatie
eiwit

Slide 3 - Diapositive

De afbeelding op de vorige dia:

A
transcriptie
B
translatie

Slide 4 - Quiz

Transcriptie - translatie (Binas 71E)

Slide 5 - Diapositive

Stukje DNA, coderende streng. Is dit het begin, midden of eind? Hoe zie je dat?
... ATG GTG AGA GCG ..

Slide 6 - Question ouverte

In een eiwit is het aminozuur proline vervangen door threonine. Welke verandering in de matrijs van het DNA?
Gebruik Binas tabel 71G!
A
Een C is een A geworden
B
Een G is een T geworden
C
Een A is een C geworden
D
Een T is een G geworden

Slide 7 - Quiz

Binas 71G (en evt. 71E)
Proline; CCA, CCG, CCU/G(mRNA)
Threonine; ACA, ACG, ACU/G (mRNA)

Verandering in matrijs (DNA streng waarlangs mRNA is gevormd): G wordt een T

Slide 8 - Diapositive

Tussen transcriptie en translatie (Binas 71H)


Rijping van het mRNA
  • Splicing
  • Kop en staart

ALLEEN BIJ EUKARYOTEN!

Slide 9 - Diapositive

Waardoor is rijping van het mRNA niet nodig bij prokaryoten?
A
Prokaryoten hebben geen ribosomen
B
Prokaryoten hebben geen kernmembraan
C
Prokaryoten hebben geen mRNA

Slide 10 - Quiz

Maken
14 en 15 van 2019 I
Lees eerst de inleiding goed!
Tip; mambalgine is een eiwit uit het gif

Slide 11 - Diapositive

Vraag 14 (2p) 
Welke stof kon je gebruiken? 
  • In de uitleg 'DNA'  is behandeld dat bij splicing, de tweede stap van de transcriptie, de introns uit het pre-mRNA worden gehaald. Een eiwit wordt dus alleen gemaakt van rijp mRNA (alleen de exons). Met deze kennis kon je beredeneren dat reverse transcriptase rijp mRNA kan gebruiken om cDNA van te maken. 

Uit het antwoord moet blijken dat
• rijp mRNA gebruikt wordt 1
• omdat daar de introns uit verwijderd zijn / omdat je alleen de exons nodig hebt / omdat
   bacteriën de splicing niet kunnen uitvoeren 1

Slide 12 - Diapositive

Vraag 15 (1p)
Welke stof kon je gebruiken? 
  • In de uitleg 'DNA' H19 is behandeld dat de actieve genen het uiterlijk van de cel bepalen. 
  • Mambalgine is een slangengifeiwit. 
  • Je kon dus beredeneren dat in gifkliercellen het mambalgine-gen actief is (en dat hier via transcriptie RNA van wordt gemaakt). 
Uit het antwoord moet blijken dat alleen in de gifklier het mambalgine-gen
tot expressie komt / alleen daar mambalgine-RNA gevormd wordt.

Slide 13 - Diapositive

copyDNA is DNA dat gemaakt wordt door omgekeerde transcriptie uit te voeren op mRNA. Je krijgt hiermee een stukje enkelstrengs DNA code. Met welke code komt dit DNA overeen?
A
Met de matrijs van het mambalginegen
B
Met de coderende streng van het mambalginegen
C
Met de code van het mambalgine mRNA

Slide 14 - Quiz

Hoe heet de techniek waarbij een stukje DNA van de ene soort in het DNA van de andere soort wordt geplakt?
A
RNA-interferentie
B
PCR
C
recombinant DNA techniek
D
Sequencing

Slide 15 - Quiz

Oefenopgaven
Lees de inleiding van opgave 30 t/m 32 en beantwoord de volgende vraag;

Slide 16 - Diapositive

Welke DNA-techniek wordt hier in afbeelding 3 gebruikt?
A
Micro-array
B
RNA-interferentie
C
Elektroforese
D
Sequencing

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Vidéo

Maken
2019 I 30, 31 en 32

Slide 19 - Diapositive

Vraag 30 (2p)
In Binas 71M2 had je PCR kunnen vinden, om de vraag te beantwoorden. De functie van het biotinemolecuul kon je letterlijk uit de afbeelding overnemen

• PCR / polymerase chain reaction / polymerase kettingreactie 1
• Uit de beschrijving moet blijken dat aan biotine een kleurstof kan
binden (om de DNA-fragmenten als bandjes zichtbaar te maken) 
Aan het antwoord DNA-replicatie (als naam voor de methode) geen
scorepunt toekennen.

Slide 20 - Diapositive

Vraag 31 (2p): C
Welke stof kon je gebruiken? 
  • Je kon in de figuur vinden dat hybridisatie het binden van twee enkele strengen DNA aan elkaar is (dus de vorming van basenparen). 
  • Vervolgens kon je in Binas 71B opzoeken waaruit de bindingen tussen DNA basen bestaan. 

Slide 21 - Diapositive

Vraag 32 (2p)
De volgende info kon je uit de tekst en figuren halen: 
  • in afbeelding 4 is een monster weergegeven van een patiënt met C. difficile, die wél gevoelig is voor moxifloxacine (dus niet resistent is). 
  • Nummer 2 is nergens gekleurd, ook niet bij de kleuring controle, dus onbetrouwbaar.
maximumscore 2
P: 1
Q: 3
R: 4
S: 2
indien vier nummers juist 2, indien drie of twee nummers juist 1, indien minder dan twee nummers juist 0

Slide 22 - Diapositive

PCR
vermenigvuldiging DNA

(gel)-elektroforese
onderscheid maken tussen DNA-fragmenten op basis van lengte

sequencing
volgorde nucleotiden bepalen

micro-array
aanwezigheid/expressie DNA aantonen


recombinant DNA techniek
gen verplaatsen
cisgeen;
tussen individuen zelfde soort
transgeen;
tussen individuen van verschillende soorten

RNA-interferentie
expressie stoppen

Slide 23 - Diapositive

recombinant DNA techniek

Slide 24 - Diapositive

Restrictie-enzymen
  • herkennen specifieke nucleotidensequentie (4-8 nucleotiden)
  • knippen DNA op die plaats door

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Vidéo

Oefenopgaven
23, 24, 25
Lees eerst de inleiding
Let op het begrip 'marker'

Slide 27 - Diapositive

Heb je goed begrepen wat een marker is?
ja
nee

Slide 28 - Sondage

Marker
Stukje code in het DNA
Gebruikt als herkenningsplaats

Slide 29 - Diapositive

Maken
23, 24, 25

Slide 30 - Diapositive

Vraag 23 (1p)
Het fenotype is in deze vraag dus de malsheid van het vlees. Je moest bedenken hoe de malsheid van vlees getest kan worden en dat dit lastig is in een levend individu. Zonder levende individuen kun je niet verder kruisen. 

− Je zou dan van alle zeugen een (flink) biopt moeten nemen om te onderzoeken hoe mals het vlees is, voordat je het dier voor de fok gebruikt.
− Om het vlees te proeven moet je het dier slachten, waardoor je het niet meer voor kruisingen kunt gebruiken.
− Je kunt aan een levend varken niet zien (voelen) hoe mals het vlees zal smaken.

Slide 31 - Diapositive

Vraag 24 (3p)
Welke stof kon je gebruiken?
  • Je kon de juiste informatie uit de tekst halen om te achterhalen welk DNA de onderzoekers wilden selecteren. 
  • Dit kon je vervolgens koppelen aan de informatie in de afbeelding.
• marker type I wordt gebruikt om te onderzoeken of een dier malsheidgenen draagt; (DNA van) Jinhua 1
• marker type II wordt gebruikt om te controleren of het genencomplex als geheel aanwezig is; (DNA van) Jinhua 1
• marker type III wordt gebruikt om kenmerken van het Duroc-DNA aan te tonen (die behouden moeten blijven); (DNA van) Duroc 1 

Slide 32 - Diapositive

Opmerking bij vraag 24
Als bij alle drie de markers vergeten is aan te geven of het Jinhua- of Duroc-DNA betreft, hiervoor 1 scorepunt in mindering brengen. 
Als bij alle drie de markers juist is aangegeven of het Jinhua- of DurocDNA betreft, echter zonder juiste selectiedoelen, hiervoor 1 scorepunt toekennen.

Slide 33 - Diapositive

Vraag 25 (2p): E
 De termen 'genetische modificatie', 'cisgeen' en 'transgeen' moet je kennen.


Slide 34 - Diapositive

RNA-interferentie
Vaakst teruggevraagde techniek!

Stoppen expressie van een gen

Slide 35 - Diapositive

Wanneer komt een gen tot expressie?
A
Als er transcriptie plaatsvindt
B
Als er translatie plaatsvindt
C
Als er replicatie plaatsvint

Slide 36 - Quiz

Slide 37 - Vidéo

Maken
Onderdeel 5 examenbundel; opgave 1 t/m 5
Kijk zelf na!

Slide 38 - Diapositive

Huiswerk
Maken onderdeel 5 examenbundel;
Genexpressie, RNA en eiwitsynthese

Kijk zelf na!
Dinsdag in de les vragen stellen over dit onderdeel.

Slide 39 - Diapositive