H2 - §2.2 Spiegels

Practicum 1 - Schaduwgrootte
- blz. 65 in je boek
- je werkt in tweetallen
- 30 min. 

1 / 51
suivant
Slide 1: Diapositive
ScienceMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 51 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Practicum 1 - Schaduwgrootte
- blz. 65 in je boek
- je werkt in tweetallen
- 30 min. 

Slide 1 - Diapositive

Hoofdstuk 2
§2.2 Spiegels

Slide 2 - Diapositive

Je leert
  • wat een spiegelbeeld is;

Slide 3 - Diapositive

§2.2 - Spiegels

Slide 4 - Diapositive

§2.2 - Spiegels
Een voorwerp kaatst het licht (zonlicht) terug. Dit licht komt in je ogen.

Een reflector kaatst het licht extra goed terug.
Het weerkaatsen van licht noem je reflectie.

Slide 5 - Diapositive

§2.2 - Spiegels
Diffuse reflectie:

Bij diffuse weerkaatsing 
wordt het licht in alle 
richtingen gereflecteerd.

Slide 6 - Diapositive

§2.2 - Spiegels
Spiegelende reflectie:

Bij spiegelende weerkaatsing
wordt het licht in één richting 
gereflecteerd.

Slide 7 - Diapositive

Hoe noem je deze soort terugkaatsing
A
Spiegelende terugkaatsing
B
Diffuse terugkaatsing
C
Hoek van inval = hoek van uitval
D
Hoek van inval = hoek van terugkaatsing

Slide 8 - Quiz

In de afbeelding zie je een voorbeeld van....
A
Diffuse terugkaatsing
B
Spiegelende terugkaatsing
C
absorptie
D
diffuse en spiegelende kerugkaatsing

Slide 9 - Quiz

Op de afbeelding hiernaast is er sprake van
A
spiegelende terugkaatsing
B
diffuse terugkaatsing
C
heldere terugkaatsing
D
geen terugkaatsing

Slide 10 - Quiz

Een lamp is op een witte muur gericht. De ruwe muur weerkaatst het licht.
Er is hier sprake van ...
A
Absorptie
B
Spiegeling
C
Spiegelende terugkaatsing
D
Diffuse terugkaatsing

Slide 11 - Quiz

Hoe noem je deze soort terugkaatsing?
A
Spiegelende terugkaatsing
B
Diffuse terugkaatsing
C
indirecte terugkaatsing
D
natuurlijke terugkaatsing

Slide 12 - Quiz

§2.2 - Spiegels
Een virtueel beeld is een beeld dat je 'wel' kunt zien, maar dat er niet echt is.
Het beeld ziet er net zo uit als 
het voorwerp.
- het heeft dezelfde vorm.
- het is even groot.
- het beeld staat net zo ver  achter de 
spiegel als het voorwerp ervoor.

Slide 13 - Diapositive

§2.2 - Spiegels
Het beeld in de spiegel
staat net zo ver achter
de spiegel als ervoor.

Slide 14 - Diapositive

§2.2 - Spiegels
Het tekenen van de teruggekaatste bundel.
Een spiegelbeeld noem je ook wel 
een virtueel beeld.

Met behulp van het virtuele beeld
kun je de teruggekaatste 
lichtbundel tekenen.

Slide 15 - Diapositive

§2.2 - Spiegels
Achter de spiegel lijkt er zich een beeld te bevinden.
(B1-B2).
Van uit de punten L1 en L2 valt er 
licht op de spiegel.
De spiegel kaatst dit licht terug.
Daardoor lijkt het licht uit de 
punten B1 en B2 achter de spiegel 
te komen.

Slide 16 - Diapositive

§2.2 - Spiegels
Teken het spiegelbeeld van de driehoek ABC

Slide 17 - Diapositive

§2.2 - Spiegels
Leg de loodlijn van je geodriehoek op lijn s zoals hiernaast.

Het spiegelbeeld A’ ligt even ver van 
de spiegel-as als A.

Teken het spiegelbeeld van A.

Slide 18 - Diapositive

§2.2 - Spiegels
Teken op dezelfde manier de punten B’ en C’. 

Teken het spiegelbeeld ∆A’B’C’.

Je hoeft de hulplijnen niet uit te gummen.

Slide 19 - Diapositive

§2.2 - Spiegels
Het tekenen van spiegelende terugkaatsing
met behulp van de spiegelwet.




De hoek van inval (i) is de hoek tussen de invallende lichtstraal en de normaal

Slide 20 - Diapositive

§2.2 - Spiegels
Het tekenen van spiegelende terugkaatsing
met behulp van de spiegelwet.




De normaal is een hulplijn loodrecht op de spiegel.

Slide 21 - Diapositive

§2.2 - Spiegels
Het tekenen van spiegelende terugkaatsing
met behulp van de spiegelwet.




De spiegelwet: De hoek van inval is gelijk aan de hoek van terugkaatsing. i = t

Slide 22 - Diapositive

§2.2 - Spiegels
Het tekenen van spiegelende terugkaatsing
met behulp van de spiegelwet.




De hoek van terugkaatsing(t) is de hoek tussen de teruggekaatste lichtstraal en de normaal

Slide 23 - Diapositive

Benoem de cijfers
A
1 = normaal 2 = hoek van inval 3 = hoek van terugkaatsing
B
1 = hoek van terugkaatsing 2 = hoek van inval 3 = normaal
C
1 = hoek van inval 2 = normaal 3 = hoek van terugkaatsing
D
1 = hoek van terugkaatsing 2 = normaal 3 = hoek van inval

Slide 24 - Quiz

§2.2 - Spiegels
Leg je geodriehoek loodrecht 
op de spiegel. 

Slide 25 - Diapositive

§2.2 - Spiegels
Teken de normaal loodrecht op de 
spiegel

Slide 26 - Diapositive

§2.2 - Spiegels
meet de hoek van inval (i).
       (i = 25 graden)

Slide 27 - Diapositive

§2.2 - Spiegels
teken de hoek van terugkaatsing 
(t) af.
                      (t= 25 graden)

Slide 28 - Diapositive

§2.2 - Spiegels
Teken de teruggekaatste lichtstraal.

Slide 29 - Diapositive

Aan de slag!
Lezen §2.2 uit je boek

Maak de opgaven: 
15, 16, 17, 18, 19, 20, 22

kies eventueel uit:
⨀ - route
✱ - route



Zf

Slide 30 - Diapositive

Wat weten we al?

Slide 31 - Diapositive


Wat is het juiste spiegelbeeld?
A
B
C

Slide 32 - Quiz

De jongen ziet het spiegelbeeld van de kaars in de spiegel.
Kruis de juiste bewering aan over de punt van de vlam en zijn spiegelbeeld.
A
de punt van de vlam ligt iets dichter bij de spiegel dan het spiegel beeld van de punt van de vlam
B
de punt van de vlam ligt even ver van de spiegel als het spiegel beeld van de punt van de vlam
C
de punt van de vlam ligt iets verder weg van de spiegel dan het spiegel beeld van de punt van de vlam

Slide 33 - Quiz

Klaas staat voor de spiegel zichzelf nauwkeurig te bekijken. Hij kan zichzelf in de spiegel maar voor de helft zien. Daarom doet hij een stap achteruit zodat hij twee keer zo ver van de spiegel staat. Wat ziet Klaas dan in de spiegel?
A
Hij ziet zichzelf volledig maar twee keer zo klein.
B
Hij ziet nog steeds de helft maar twee keer zo klein.
C
Hij ziet zichzelf volledig maar vier keer zo klein.
D
Er is niets verandert aan zijn spiegelbeeld.

Slide 34 - Quiz

De hoek van inval is 70 graden, dan is de hoek van terugkaatsing ..... graden
A
35 graden
B
70 graden
C
140 graden
D
Dat kun je niet zeggen je hebt de normaal niet

Slide 35 - Quiz

Hoe heet een spiegelbeeld?
A
Weerspiegeling
B
Weerkaatsing
C
Asbeeld
D
Virtueel beeld

Slide 36 - Quiz

Waar is het spiegelbeeld?
A
Onder het water
B
Op het water
C
Boven het water

Slide 37 - Quiz

Wat weet je van de afstand tussen het spiegelbeeld en de spiegel en het afstand tussen het voorwerp en de spiegel?
A
Van spiegelbeeld is groter
B
Van voorwerp is groter
C
Even groot

Slide 38 - Quiz

Op welke foto ligt de geodriehoek goed om een spiegelbeeld te maken van de vierhoek?
A
foto 1
B
foto 2
C
foto 3
D
geen foto

Slide 39 - Quiz

Wat is de spiegelwet?
A
"Letters die je in een spiegelbeeld ziet zijn omgekeerd"
B
"Hoek van inval is gelijk aan hoek van terugkaatsing"
C
"Bolle spiegels zijn groter dan holle spiegels"
D
"Een spiegel is altijd vlak"

Slide 40 - Quiz

Bij terugkaatsing van een lichtstraal op een spiegel, moet je de hoek van inval en de hoek van terugkaatsing kennen.
Welke hoek in figuur 1 is de hoek van terugkaatsing?

A
hoek 1
B
hoek 2
C
hoek 3
D
hoek 4

Slide 41 - Quiz

Om een teruggekaatste lichtstraal goed te tekenen, moet je de normaal kennen.
Wat is de normaal bij een vlakke spiegel?
De normaal is de lijn ....
A
die loodrecht op de invallende lichtstraal staat.
B
die loodrecht op de spiegel staat.
C
van je oog naar het spiegelbeeld.
D
van je oog naar het voorwerp.

Slide 42 - Quiz

Hoe luidt de spiegelwet dus?
A
i = u
B
u = t
C
i = t
D
t = u

Slide 43 - Quiz

Wordt in de figuur hiernaast
gebruik gemaakt
van het spiegelbeeld
of de spiegelwet?
A
De spiegelwet
B
Het spiegelbeeld
C
Weet ik niet

Slide 44 - Quiz

hoe heet de rode lijn op de afbeelding hiernaast .
A
loodlijn
B
rode lijn
C
normaal
D
abnormaal

Slide 45 - Quiz

2.2 Spiegels
De afstand van het origineel tot de spiegel noem je de voorwerpsafstand. Het symbool hiervoor is v.

Slide 46 - Diapositive

2.2 Spiegels
De afstand van de spiegel tot het virtuele beeld noem je de beeldafstand Het symbool hiervoor is b.

Slide 47 - Diapositive

2.2 Spiegels
Het lijkt alsof de lichtstraal van uit de voet van het spiegelbeeld komt.

Slide 48 - Diapositive

2.2 Spiegels
De werkelijke lichtstraal gaat vanaf de voet via de spiegel naar het oog.

Slide 49 - Diapositive

Je kunt nu
  • het verschil beschrijven tussen spiegelende en diffuse weerkaatsing;
  • tekenen waar een spiegelbeeld zich bevindt;
  • uitleggen waarom een spiegelbeeld ontstaat en waarom het virtueel is;
  • de spiegelwet toepassen om een teruggekaatste lichtstraal te tekenen;

Slide 50 - Diapositive

Ja, dat kan ik.
😒🙁😐🙂😃

Slide 51 - Sondage