Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 90 min
Éléments de cette leçon
Roulette-spel bestellen van grondstoffen
Slide 1 - Diapositive
De regels
Studenten spelen individueel
Bij een goed gegeven antwoord krijgt de student een fiche. Elk fiche heeft dezelfde waarde
Na iedere vraag mogen de studenten met een fiche inzetten
Bij de eerste 10 vragen mag er 1 fiche ingezet worden, valt het balletje op het getal van de student dan ontvangt de student 5 x de inzet (dus 4 fiches er bij), valt het balletje op de rij van de student dan krijgt hij de inzet x 3 (dus 2 fiches er bij)
- Bij vraag 10 t/m 15 wordt de uitkering verdubbelt
- Bij vraag 16 t/m 20 mag de student dubbel inzetten op 1 vakje en wordt er dubbel uitgekeerd
- De student met de meeste fiches wint
Slide 2 - Diapositive
• Vraag 1: Wat betekend stockvoorraad? Stockvoorraad is de hoeveelheid.....
A
aan stokken die we op voorraad hebben
B
producten die we in de winkel op voorraad hebben
C
aan grondstoffen en producten die standaard in het magazijn moeten liggen.
D
aan grondstoffen die normaal in de vriezer aanwezig zijn
Slide 3 - Quiz
Vraag 2: Wanneer spreken we van een concept order?
A
Als een bestelling geplaatst is
B
Als we de bestellijst hebben ingevuld
C
Als een bestelling bevestigd is door de leverancier
D
Als een bestelling is ingevoerd op de bestelsite van de leverancier maar nog niet is verzonden
Slide 4 - Quiz
Vraag 3: Wat doe je met ontvangen grondstoffen die beschadigd binnenkomen?
A
Je retourneert de grondstoffen
B
Je retourneert de grondstoffen en vult de derving lijst (mancolijst) in
C
Je maakt een inschatting of de grondstof gebruikt kan worden en gebruikt deze
D
Je roept de chauffeur erbij en laat haar beslissen wat er moet gebeuren met de grondstof
Slide 5 - Quiz
Vraag 4: Wat is een emballage bon?
A
Hierop staat hoeveel rente je ontvangt
B
Hierop staat de hoeveelheid aan karren en kratten die je hebt ontvangen en teruggegeven
C
Hierop staat hoeveel verschillende grondstoffen je hebt besteld
D
Hierop staan de temperaturen van de gekoelde grondstoffen
Slide 6 - Quiz
Vraag 5: Een vriescel moet een minimale temperatuur hebben van:
A
-5° Celsius
B
-12° Celsius
C
-18° Celsius
D
-23° Celsius
Slide 7 - Quiz
Vraag 6: Wat bedoelen we met bestelfrequentie?
A
Op welke zender op de radio we bestellingen kunnen vinden
B
Op welke dag we de bestelling moeten indienen bij de leverancier
C
Als we de ene week op maandag de bestelling doen dan moet dat de week erna op dinsdag etc...
D
Hoe vaak bestellen wij én hoeveel tijd zit er tussen de bestellingen
Slide 8 - Quiz
Vraag 7: Welke kwaliteitseisen mag je stellen aan slagroom op moment van levering?
A
De temperatuur mag niet boven de 7° C. zijn en de houdbaarheid moet nog minimaal een week zijn
B
De temperatuur moet 4° C. zijn
C
De temperatuur moet tussen 0° C. en 5° C. zijn en de slagroom moet op de dag van levering nog te verwerken zijn
D
De slagroom moet gezoet zijn met suiker om de houdbaarheid te verlengen
Slide 9 - Quiz
Vraag 8: Een magazijn moet aan de volgende eisen voldoen:
A
Er moet voldoende ruimte zijn voor alle grondstoffen die opgeslagen moeten worden
B
De ruimte moet koel en donker zijn én de grondstoffen moeten kunnen worden opgeslagen boven de vloer
C
Er moet voldoende ventilatie zijn
D
De ruimte moet zo zijn ingedeeld dat deze voldoet aan de regels van de Arbo
Slide 10 - Quiz
Vraag 9: Wat betekend FIFO?
A
De grondstoffen die je als eerste nodig hebt zet je vooraan in de schappen
B
De grondstoffen die de houdbaarheid als eerste overschrijden zet je vooraan in de schappen
C
De grondstoffen die het duurst zijn zet je vooraan in de schappen
D
De grondstoffen die het meest wegen leg je zo hoog mogelijk in de schappen
Slide 11 - Quiz
Vraag 10: Wat is een inkooporganisatie?
A
Een bedrijf waar je onder 1 dak de grondstoffen kan bestellen. Grondstoffenleveranciers leveren aan de inkooporganisatie die groot inkopen en daardoor scherpe prijzen kan doorberekenen aan zijn klanten
B
Een groep bakkers die dezelfde grondstoffen inkopen en gebruiken
C
Een supermarkt
Slide 12 - Quiz
Vraag 11: Wat is een creditnota?
A
Dat is een overzicht van geld dat je hebt geleend
B
Dat is een rekening die je ontvangt voor grondstoffen die door jouw toedoen zijn beschadigd
C
Dat is een overzicht van grondstoffen die retour zijn gegaan en op de afrekening in mindering worden gebracht.
D
Dat is een overzicht van de bonus die je ontvangt voor het aantal kilo’s die je per jaar besteld
Slide 13 - Quiz
Vraag 12: Wanneer spreken we van een orderbevestiging?
A
Als je de bestelling hebt ingediend bij de leverancier
B
Als je bij aflevering de pakbon hebt ondertekend
C
Als je jouw leidinggevende laat weten dat je de bestelling hebt gedaan
D
Als de leverancier middels een mail aangeeft dat de bestelling is ontvangen
Slide 14 - Quiz
Vraag 13: Wanneer teken je een vrachtbrief?
A
Als je zeker weet dat alle grondstoffen die op de vrachtbrief staan zijn geleverd
B
Als alle temperaturen kloppen van de grondstoffen die in de koeling en vriezer moeten
C
Als de chauffeur zegt dat je kan tekenen
D
Als je zeker weet dat alle grondstoffen die op de vrachtbrief staan zijn geleverd én de aantallen van de geleverde karren en kratten kloppen
Slide 15 - Quiz
Vraag 14: Wat wordt bedoeld met kwantiteitcontrole?
A
Je controleert of de geleverde aantallen juist zijn en of de verpakkingen voldoen aan je
verwachting
B
Je controleert of de temperaturen van de geleverde grondstoffen juist zijn en of de t.h.t. klopt van de grondstoffen en producten
C
Je controleert of de geleverde karren goed kunnen rijden zonder dat de wieltjes blokkeren
D
Je controleert of alle beschadigde grondstoffen juist zijn genoteerd op de mancolijst
Slide 16 - Quiz
Vraag 15: Een opsomming van bewaarcondities, houdbaarheid, verwerkingseisen en allergenen noemen we:
A
Een recept
B
Een productspecificatie
C
Een vrachtbrief
D
Een HACCP lijst
Slide 17 - Quiz
Vraag 16: Wat is het verschil tussen grondstof/ingrediënt en een product?
A
Een grondstof komt uit de grond en een product niet
B
Een product is een half-fabricaat en een grondstof niet
C
Van een grondstof/ingrediënt worden producten gemaakt van begin tot eind.
Een product is al bereid dat enkel af-gewerkt moet worden of al klaar is voor verkoop
D
Een product en een grondstof zijn hetzelfde
Slide 18 - Quiz
Vraag 17: Hoe bepaal je wat je moet bestellen?
A
Je kijkt naar de hoeveelheid bestellingen voor de komende tijd en bepaald welke grondstoffen daarvoor nodig zijn
B
Je maakt een berekening van de grondstoffen uit de stockvoorraad en kijkt hoeveel
grondstoffen moeten worden aangevuld en voegt daaraan toe de nodige grondstoffen van de bestellingen voor de komende periode
C
Je maakt een berekening van de bestellingen voor de komende periode en trekt daar de
stockvoorraad van af
D
Als we de stockvoorraad aanvullen zijn er altijd voldoende grondstoffen tot het volgende
bestelmoment
Slide 19 - Quiz
Vraag 18: Wat is het maximale gewicht dat je als werknemer mag tillen vanuit het magazijn volgens de Arbo?
A
10 kilo
B
15 kilo
C
20 kilo
D
25 kilo
Slide 20 - Quiz
Vraag 19: Waar wordt het examen voor bestellen van grondstoffen afgenomen?
A
Het bestelproces op het leerbedrijf (bewijsmateriaal) en het panelgesprek op school
B
Het panelgesprek en bestelproces beide op het leerbedrijf
C
Het panelgesprek en bestelproces beide op school
D
Slide 21 - Quiz
Vraag 20: Wat moet je inleveren (uploaden in Examenwerk) voor je examen?
A
Opdracht 1, 2, 3 en 5
B
Opdracht 1, 2 en 3
C
Opdracht 1, 2 en 3 + ondertekende verklaring dat jij je verslag hebt gemaakt waaruit blijkt dat
dit de werkelijkheid is zoals het op jouw werkplek in zijn werk gaat
D
Een berekening van grondstoffen die besteld moeten worden met pakbonnen, bestelbevestiging, vrachtbrief en ingevulde temperatuurregistratie