les spreekvaardigheid 7-10-20

Programma
- TT
- Quizlet
- Het aanwijzend voornaamwoord
- Oefenen met:
El pretérito perfecto
Verbos reflexivos

1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansHBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 14 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Programma
- TT
- Quizlet
- Het aanwijzend voornaamwoord
- Oefenen met:
El pretérito perfecto
Verbos reflexivos

Slide 1 - Diapositive

Instructies voor de thuisblijvers
- In de volgende dia zie je een aantal werkwoorden die gekoppeld zijn/of niet aan een vast voorzetsel. 

- Leer ze en oefen de zincombinaties van opdracht  5a. pag.80 TB

Slide 3 - Diapositive

Conocer a
Visitar a      + persoon 
encontrar a
Disfrutar  de
conocer
visitar           + geen persoon
encontrar

Slide 4 - Diapositive

De volgende werkwoorden hebben een persoon als lijdend voorwerp en wordt voorafgegaan door a
Conocer a
Visitar a      + persoon 
encontrar a
1. ¿Conoces a Shakira?
Si, la conozco

2. ¿Visitas hoy a tus padres?
Si, los visito

3. ¿Encuentras a personas interesantes?
Si, las encuentro
Lijdend voorwerp:
lo,los,la,las

Slide 5 - Diapositive

Stel elkaar vragen: Vervang de onderstreepte personen en vervang ze door een lijdend voorwerp
1. ¿Conoces a Michael Jackson? - Si, lo conozco
2. ¿Visitas cada día a tus padres?
3. ¿Encuentras a tus amigos en el cine? 
4. ¿Visitas a tus abuelos el fin de semana?
5. ¿Conoces a todas las profesoras del minor?
6. ¿Quieres ir a visitar a tus padres? 
7. ¿Dónde encuentras a tu hermana?
Si/no quiero ir a visitarlos of
Si/no los quiero ir a visitar
________________
 ___________
___________
___________________________
___________
  __________________
___________

Slide 6 - Diapositive

Instructies voor de thuisblijvers
- In de volgende dia vind je "het aanwijzend voornaamwoord in het Spaans" (regels van gebruik en vertaling)

- Nadat je de regels en vertaling hebt bekeken en begrepen, maak je opdracht 18 van het WB op pag. 86

Slide 7 - Diapositive

Het aanwijzend voornaamwoord pag. 80
57
este/a/estos/as = deze, dit   ese/a/esos/as = die, dat
esto = dit (hier)                   eso = dat (daar)

Slide 8 - Diapositive

Kleuren: Stel elkaar vragen met ¿Quién lleva?
Volg het voorbeeld hieronder

Slide 9 - Diapositive

Stel elkaar vragen met alguna vez. Volg de voorbeelden hieronder. Gebruik de pretérito perfecto. In de volgende dia vind je meer werkwoorden.

Slide 10 - Diapositive

¿Alguna vez has?
1. Ir a Beekse Bergen (zoológico)
2. Cantar en el baño (zingen onder de douche)
3.  Hablar con un animal
4.  Besar a un chico/chica (besar = kussen)
5. Comer un churro
6. Fumar marihuana
7. Viajar a un país latino
8. Montar a caballo (paard rijden)
9. Tener un accidente (ongeluk)
10. Conocer a una persona famosa (ontmoeten)

Slide 11 - Diapositive

¡A practicar con los reflexivos!
Oefening 5b. pagina 80 TB.
- Vraag aan je medecursist of de onderstaande stellingen op haar/hem van toepassing zijn.
1. Ducharse con agua fría.
¿Te duchas con agua fría?
Si/no me ducho con agua fría

Slide 12 - Diapositive

¡Más reflexivos!
Stel deze vragen aan een medecursist. Maak een verslag van haar/zijn antwoorden en vertel het aan je docent/een andere klasgenoot.

Slide 13 - Diapositive

Kijk -en luisteropdracht
Kijk naar de volgende video en beantwoord de volgende vragen.
1. ¿Cómo se llama el Michael Jackson nicaraguense?
2. ¿Cuántos años tiene?
¿Dónde y con quién vive?
¿Cuál es su profesión?
Describe su personalidad y físico
¿Qué lleva puesto? Ropa/color

Slide 14 - Diapositive