Module 2 Nederlandse gewoonten

• Maatschappijleer
• MBO
• Studiejaar 2

Module 2 Nederlandse gewoonten

ace.kleurrijker.nl

2.1 Gewoonten

Omgangsvormen

Omgangsvormen zijn regels over hoe je met iemand omgaat.

U of je/jij?

18.00 uur stamppot eten

afspraak maken

opstaan voor ouderen

cadeaut meteen uitpakken

Wie is er aan de beurt?

Je moet af en toe naar de slager of de groenteboer. Maar soms is het daar erg druk. Dan staat er een rij. Je moet achteraan in de rij gaan staan. Als je aan de beurt bent, mag je zeggen wat je nodig hebt.

Nummertje trekken.
Op het gemeentehuis

Op visite.

Vrienden en familie gaan wel eens bij elkaar op visite. (bezoek)
Dan is het aardig om wat te geven. Bijvoorbeeld een bos bloemen.
Hoe groeten familie en vrienden elkaar in Nederland? Ze geven elkaar drie zoenen op de wang. Eerst links, dan rechts en dan weer links.

2.2 Feestdagen in Nederland

31 december Oudejaarsdag
1 januari Nieuwjaarsdag
Pasen, Hemelvaart, Pinksteren
27 april Koningsdag
5 mei Bevrijdingsdag
5 december Sinterklaas
25 en 26 december Kerstmis

2.3 Wilhelmus

Nederland heeft een volkslied.

Dit gaat over Willem van Oranje.

1932

12 coupletten, maar Nederlanders zinne meestal alleen het 1e.

2.4 Familiedagen.

Welke gebeurtenissen vinden Nederlandes belangrijk?

• Verjaardag
• Huwelijk (receptie)
  
• Geboorte (kraambezoek)
  
• Overlijden (begrafenis, crematie, rouwkaart)
  

2.5 Vrije tijd

• Vereniging/club

Je betaalt contributie, vrijwilligerswerk.

• Buurthuis

cursus

• Uitjes

Speeltuin, museum, pretpark

•  Zwemles
  

2.6 Vrijheid

Mensen in Nederland zijn vrij.

• trouwen/niet trouwen.

• geloof of geen geloof

• kiezen je eigen kleding, werk enz..
  

Samenwonen of trouwen

Verkering
Twee mensen kunnen verliefd op elkaar worden. Als ze een relatie met elkaar hebben, noem je dat verkering.

Samenwonen

Als mensen een tijd verkering hebben, gaan ze vaak samenwonen.
Ze gaan dan samen in een huis wonen.
Ze zijn dan niet getrouwd.

Trouwen

Sommige mensen gaan eerst trouwen.
En daarna gaan ze bij elkaar wonen.
Dit doen ze bijvoorbeeld omdat dat moet van hun geloof.
Of omdat ze dat zelf zo willen.

Ook homoseksuele mensen mogen trouwen in Nederland.

Je mag niet trouwen met familie.

Je mag niet trouwen als je jonger bent dan 18 jaar

Mannen en vrouwen zijn gelijk

Dit is een belangrijke wet in Nederland.
Het betekent dat mannen en vrouwen dezelfde rechten hebben.
Voorbeelden:

•     Mannen en vrouwen mogen stemmen.

•     Mannen en vrouwen mogen naar school.

•     Mannen en vrouwen mogen werken.

  Dit zie je ook bij mensen thuis. Soms zorgt de man voor de kinderen en werkt de vrouw.

Toets module 2

Wat is in Nederland geen gewoonte op oudjaarsdag

1. naar vuurwerk kijken
2. champagne drinken
3. oliebollen eten
4. cadeautjes geven

Het is 4 mei, het is bijna 20.00 uur.
Je loopt op straat met vrienden.
Moet je stil zijn voor dodenherdenking

1. Ja, dat is verplicht
2. Nee, het moet niet, maar veel mensen vinden het wel fijn als je stil bent.
3. Nee. dat is alleen voor ouder mensen die de oorlog hebben meegemaakt

Malika doet een kookcursus. Bij de cursus zijn mannen en vrouwen. Haar vriendin vindt dat gek.

Wat kan Malika het beste zeggen.

1. ja, want vrouwen kunnen beter koken dan mannen.
2. nee, het is helemaal niet gek.
3. Ja,we kunnen beter apart les hebben,

Een vriend van je is lang werkloos geweest. Nu heeft hij weer werk.
Wat schrijf je op de kaart?

1. Geslaagd!
2. Beterschap!
3. Gefeliciteerd met je nieuwe baan!

Het is bijna koningsdag. De kinderen zijn bezig om het Nederlands volkslied te leren. Wat is de naam?

1. Het Wilhelmus
2. De Nachtwacht
3. Rembrandt van Rijn

Je bent jarig en geeft een feestje.

Welke kaart stuur je?

1. een kaart met: Geslaagd!
2. Een kaart met: Gefeliciteerd!
3. een uitnodiging

Anna gaat koffie drinken bij haar buurman.
Ze heeft afgesproken om 10.0 uur.

Wanneer moet Anna bij de buurman zijn?

1. Kwart voor tien
2. tien uur
3. Kwart over tien

Je gaat op kraambezoek bij een collega.
Hij heeft een dochter gekregen.

Wat eten jullie?

1. taart met slagroom
2. beschuit met roze muisjes
3. oliebollen
4. beschuit met blauwe muisjes

De buren geven een feest met harde muziek.
Jouw kinderen kunnen niet slapen.
Het is al tien uur.
Wat kun je het beste doen?

1. Je gaat naar de buren en vraag of de muziek wat zachter kan.
2. Je belt de politie.
3. je doet niks

Je ziet twee mannen hand in hand lopen.
Wat zeg je?

1. Dat mag niet.
2. Niets
3. Wat doen jullie?

Wat zijn Nederlandse gewoonten?

1. Te laat komen. Zeggen wat je denkt.
2. Praten over het weer. Rond 18.00 uur avondeten.
3. Iemand 1 kus op de wang geven. Praten over het weer.

Je hebt nieuwe buren.

Hoe stel je je voor aan de buren?

1. Ik maak een buiging.
2. Ik geef de buurman een zoen.
3. Ik geef de buurman een hand.

Je dochter wil automonteur worden.

Wat zeg je?

1. Dat mag niet. Automonteur is werk voor mannen.
2. Jij kunt dit niet. Kies een andere opleiding
3. Succes, je mag zelf kiezen.

We hebben een nichtje gekregen.
Volgende week gaan we op .......

1. receptie
2. huwelijk
3. kaambezoek

Wat is geen christelijke feestdag?

1. Bevrijdingsdag
2. Pasen
3. Hemelvaartsdag

Het is nieuwsjaarsdag.
Je gaat naar de buren.
Wat zeg je?

1. Gelukkig nieuwjaar.
2. Gelukkig oud en nieuw.
3. Gefeliciteerd met het nieuwe jaar.