oefenen Marketing les M1 - M6

Industriële marketing is gericht op:
A
B2O
B
B2B
C
B2C
D
B2V
1 / 31
suivant
Slide 1: Quiz
MarktonderzoekMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs.

Éléments de cette leçon

Industriële marketing is gericht op:
A
B2O
B
B2B
C
B2C
D
B2V

Slide 1 - Quiz

De 4 P's uit de marketingmix zijn:
A
Product, Prijs, Personeel, Plaats
B
Product, Personeel, Promotie, Plaats
C
Product, Prijs, Promotie, Personeel
D
Product, Prijs, Promotie, Plaats

Slide 2 - Quiz

Mesomarketing heeft betrekking op:
A
Sector
B
Samenleving
C
Wereld
D
Bedrijf

Slide 3 - Quiz

Er zijn 5 criteria die organisaties gebruiken om de consumentenmarkt te segmenteren:
A
demografisch, gewoonte, sociaal-economische, psychologische, gedrag
B
demografisch, geografisch, segmentatie, psychologische, gedrag
C
demografisch, geografisch, sociaal-economische, psychologische, gewoonte
D
demografisch, geografisch, sociaal-economische, psychologische, gedrag

Slide 4 - Quiz

Welke onderstaande stelling- (-en) is/zijn juist?
stelling 1: een marktsegment is hetzelfde als marktsegmentatie.
Stelling 2: elk segment heeft zijn eigen marketingmix.
A
1 is juist
B
2 is juist
C
beide zijn juist
D
beide zijn onjuist

Slide 5 - Quiz

welke is/zijn juist:
stelling 1: een bedrijf dat verschillende producten verkoopt heeft een breed assortiment
stelling 2: een bedrijf dat 1 product verkoopt in verschillende varianten heeft een diep assortiment
A
1 is juist
B
2 is juist
C
beide zijn juist
D
beide zijn onjuist

Slide 6 - Quiz

De concurrent komt met een gelijkwaardig product op de markt. Je komt dan in de:
A
Introductiefase
B
terugvalfase
C
verzadigingsfase
D
volwassenheidsfase

Slide 7 - Quiz

wegens een nieuwe regel op school mag je geen trainingspak meer dragen. Om die reden ga je winkelen voor nieuwe kleren. Die producten noem je:
A
convenience goods
B
shopping goods
C
specialty goods
D
unsought goods

Slide 8 - Quiz

waaruit bestaat de productmix?
A
assortiment, kwaliteit, merk, promotie, service en garantie
B
verpakking, service en garantie, merk, assortiment, product
C
verpakking, service en garantie, merk, assortiment, productlevenscyclus
D
verpakking, service en garantie, merk, assortiment, kwaliteit

Slide 9 - Quiz

wat voor assortiment heeft bol.com?
A
diep
B
breed
C
consistentie
D
hoog

Slide 10 - Quiz

producten die men dagelijks nodig heeft en waar men weinig tot geen moeite voor wilt doen zijn:
A
convenience goods
B
shopping goods
C
specialty goods
D
unsought goods

Slide 11 - Quiz

hoge afzet, hoge winst en dalende kosten zijn kenmerken van de:
A
introductiefase
B
terugvalfase
C
verzadigingsfase
D
volwassenheidsfase

Slide 12 - Quiz

producten waar men veel moeite voor moet doen en een aantal jaar kan gebruiken noemt men:
A
convenience goods
B
shopping goods
C
specialty goods
D
unsought goods

Slide 13 - Quiz

Wat verstaat men onder emotional appeal bij een merk?
A
je ziet waar het vandaan komt
B
je verwacht een bepaalde kwaliteit
C
je voelt je aangetrokken tot hem/haar
D
het merk roept een bepaalde emotie op

Slide 14 - Quiz

bij passieve merkbekendheid:
A
dan ken je het merk niet bewust
B
noem je het product en vraagt aan welk merk ze denken
C
noem je het merk en vraagt of ze het kennen
D
ken je het merk wel, maar roept dit geen emoties op

Slide 15 - Quiz

als iemand merktrouw is, dan:
A
koopt hij dit merk vaker, maar niet altijd
B
koopt hij dit merk altijd voor een langere periode
C
koopt hij dit merk zeker een tweede keer
D
denkt hij/zij elke dag aan dit merk

Slide 16 - Quiz

de verpakking van een product heeft een drietal functies, deze zijn:
A
informatief, commercieel en technisch
B
informatief, technisch en kleurrijk
C
commercieel, informatief en promotiegericht
D
kleurrijk, mooi en functioneel

Slide 17 - Quiz

een productdemonstratie als service element vindt plaats:
A
voor de koop
B
op het moment van kopen
C
na de koop

Slide 18 - Quiz

Er zijn 3 soorten doelen die men hanteert in een marketingplan. Wat is de juiste volgorde van deze doelen?
A
ondernemingsdoel, communicatiedoel, marketingdoel
B
marketingdoel, communicatiedoel, ondernemingsdoel
C
ondernemingsdoel, marketingdoel, communicatiedoel
D
communicatiedoel, marketingdoel, ondernemingsdoel

Slide 19 - Quiz

welke is/zijn juist:
stelling 1: een bedrijf beschrijft in de missie wat zij willen bereiken in de toekomst
stelling 2: in de missie geeft een bedrijf antwoord op de vraag: waarom doen we wat we doen?
A
1 is juist
B
2 is juist
C
beide zijn juist
D
beide zijn onjuist

Slide 20 - Quiz

een marketingplan is een analyse van de:
A
interne omgeving
B
externe omgeving
C
beide

Slide 21 - Quiz

bij tactische marketingplanning maakt men een planning voor de duur van:
A
minder dan 1 jaar
B
1-5 jaar
C
langer dan 5 jaar

Slide 22 - Quiz

welke is/zijn juist:
stelling 1: de core business van ROC midden Nederland is onderwijs aanbieden
stelling 2: de core business betreft de kernactiviteiten van een onderneming
A
1 is juist
B
2 is juist
C
beide zijn juist
D
beide zijn onjuist

Slide 23 - Quiz

de betekenis van de afkorting U.S.P.
A
Ultimate Selling Point
B
Uiterste verkoopdatum
C
Unique Selling Point

Slide 24 - Quiz

Een bedrijf kiest ervoor om ieder segment op een andere manier te benaderen. Dit is een vorm van:
A
ongedifferentieerde marketing
B
gedifferentieerde marketing
C
geconcentreerde marketing
D
ongeconcentreerde marketing

Slide 25 - Quiz

HEMA wil inspelen op de nieuwste ontwikkelingen en komt met een klantenkaart. Op welke ontwikkeling van de DESTEP-analyse speelt de HEMA in?
A
demografische
B
economische
C
sociaal-cultureel
D
technologische

Slide 26 - Quiz

Gillette richt zich alleen op de doelgroep mannen. Welke segmentatiestrategie hanteert Gillette?
A
ongedifferentieerde marketing
B
gedifferentieerde marketing
C
geconcentreerde marketing
D
ongeconcentreerde marketing

Slide 27 - Quiz

De segmentatiecriteria zoals: demografisch, geografisch, sociaal-economische, psychologische, gedrag zijn een onderdeel van:
A
afnemersanalyse
B
bedrijfstakanalyse
C
concurrentieanalyse
D
doelgroepanalyse

Slide 28 - Quiz

Een bedrijf kiest ervoor om de doelgroep te benaderen met dezelfde marketingstrategie. Het bedrijf maakt dus geen onderscheid in de doelgroep. Dit is een vorm van:
A
ongedifferentieerde marketing
B
gedifferentieerde marketing
C
geconcentreerde marketing
D
ongeconcentreerde marketing

Slide 29 - Quiz

reclame heeft 4 taken te weten:
A
belangstelling opwekken, (merk) voorkeur scheppen, verkoop, relatie onderhouden
B
contact leggen, belangstelling opwekken, (merk) voorkeur scheppen, verkoop
C
contact leggen, belangstelling opwekken, (merk) voorkeur scheppen, relatie onderhouden

Slide 30 - Quiz

reclame die gemaakt wordt namens een groep of een organisatie heeft:
A
collectieve reclame
B
thema reclame
C
coöperatieve reclame
D
combinatiereclame

Slide 31 - Quiz