Lesson #9

• Engels
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Lesson #9

Wat afspraken vooraf

Voor een goede en leerzame les:

1. Hou het volume laag en praat niet door elkaar heen;

2. Draai je niet om tijdens de uitleg;

3. Zorg voor een actieve werkhouding;

Table of contents

On todays schedule:

- Lesson aim

- Planning the speaking assignment

- repeating modals

- Practice and homework

- Done!

Lesson aim

At the end of the lesson the student:

- has practiced with modals

- has practiced with vocabulary G

Vocabulary practice

You know the drill!

1. Achievement
   
2. Border
   
3. Charity
   
4. Compete
   
5. Destroy 
   
6. Hard
   
7. Navy
   

1. Participation
   
2. Obesity
   
3. Prepare
   
4. Several
   
5. Severe
   
6. Stupid
   
7. Tough
   
8. Topic
   

Waarom gebruik je een modal (hulpwerkwoord)?

1. om een complete zin te maken.
2. om onder andere iets te verplichten, aan te geven dat je iets kan. of om advies te geven.
3. om gelijk te krijgen
4. om bezit aan te geven.

Wat zijn modals?

1. Woorden die als model staan voor de rest van de zin.
2. Modaalwoorden die de zin netter maken.
3. Werkwoorden voor de verleden tijd.
4. Hulpwerkwoorden die bij een ander werkwoord horen en de zin extra betekenis geven.

De modal should betekent...?

1. een dringend advies
2. een verplichting
3. een vrijblijvend advies

Welke modal is sterker

1. Should
2. Must
3. Could
4. Can

De modal can/could betekend...?

1. een dringend advies
2. een verplichting
3. een vrijblijvend advies

Welke modal?

Verplichting

1. Must
2. Have to
3. Can
4. Should

Modals.
Welke zin is FOUT?

1. Daisy should eat less sweets.
2. People can bring their passports to check-in at the airport.
3. We don't have to wear a dress to the party.

Welke modal gebruik je in beleefdheidsvorm?

1. Can
2. Could
3. Am allowed to
4. None of the above

Welk werkwoord is GEEN hulpwerkwoord (modal)?

1. to be
2. must
3. can
4. have to

New grammar: MODALS

There are many, but here's the one's we're going to do:

1. Can/ to be able to

2. Could

3. Must/ have to/ should

First: can/ to be able to

Can = possibility, ability and request.

to be able to = only ability

Could = the formal CAN

Must = obligation

Have to = obligation

Should = pressing advice

Workbook

Make the following:

Chapter 2 online: extra assignments Present perfect & modals (20 questions)

Done? Continue with Slim stampen.

The future-self will thank you for the work you put in now!

Lesson aim

At the end of the lesson the student:

- has practiced with modals

- has practiced with vocabulary G