FA p3a GL3 Ch2 Bron I Passé composé met avoir




Lundi, 30 août
Aujourd'hui c'est mardi le 11 octobre
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 17 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon




Lundi, 30 août
Aujourd'hui c'est mardi le 11 octobre

Slide 1 - Diapositive

Buts d'aujourd'hui
  • Nabespreken oefeningen bron I chapitre 1
  • Uitleg bron I Chapitre 2
  • Aan de slag

Slide 2 - Diapositive

Buts d'aujourd'hui
  • Ik ken de 3 verschillende groepen regelmatige werkwoorden
  • Ik kan de 3 verschillende groepen regelmatige werkwoorden  vervoegen in de présent.
  • Ik kan wederkerende werkwoorden vervoegen in de présent

Slide 3 - Diapositive

Verbuga pro
https://www.verbos.eu/Comppro/


Slide 4 - Diapositive

Passé composé

Het is gebeurt in het verleden!
Voltooid tegenwoordige tijd

Slide 5 - Diapositive

Passé composé
De passé composé bestaat uit 2 delen:
Vorm van AVOIR of ÊTRE (hulpwerkwoord)
Voltooid deelwoord

De vorm van het hulpwerkwoord hangt af van het persoonlijk voornaamwoord.


Slide 6 - Diapositive

Avoir = hebben

j'ai
tu as
il a
elle a
on a


nous avons
vous avez
ils ont
elles ont

Slide 7 - Diapositive

Het voltooid deelwoord:
Dit zijn de woorden waar in het Nederlands meestal ge- voor staat:
praten - gepraat
kijken - gekeken
luisteren - geluisterd

Slide 8 - Diapositive

Het voltooid deelwoord:
In het Frans ga je eerst weer uit van de stam en daarachter zet je de uitgang
parler - parl - parlé (praten) > stam + é
vendre - vend - vendu (verkopen) > stam + u
finir - fin - fini (eindigen) > stam + i

Slide 9 - Diapositive

Voorbeeld: parler > parlé

j'ai parlé
tu as parlé
il a parlé
elle a parlé
on a parlé
praten > gepraat

nous avons parlé
vous avez parlé
ils ont parlé
elles ont parlé

Slide 10 - Diapositive

Voorbeeld: vendre > vendu

j'ai vendu
tu as vendu
il a vendu
elle a vendu
on a vendu
verkopen > verkocht

nous avons vendu
vous avez vendu
ils ont vendu
elles ont vendu

Slide 11 - Diapositive

Voorbeeld: finir > fini

j'ai fini
tu as fini
il a fini
elle a fini
on a fini
eindigen > beëindigd

nous avons fini
vous avez fini
ils ont fini
elles ont fini

Slide 12 - Diapositive

Het volt. dw. bij onreg. 

avoir = hebben
être = zijn
faire = maken / doen

ww

eu = gehad
été = geweest
fait = gemaakt/gedaan

Slide 13 - Diapositive

Voorbeeld: avoir > eu

j'ai eu
tu as eu
il a eu
elle a eu
on a eu
hebben > gehad

nous avons eu
vous avez eu
ils ont eu
elles ont eu

Slide 14 - Diapositive

Voorbeeld: être > été

j'ai été
tu as été
il a été
elle a été
on a été
zijn > geweest

nous avons été
vous avez été
ils ont été
elles ont été

Slide 15 - Diapositive

Voorbeeld: faire > fait

j'ai fait
tu as fait
il a fait
elle a fait
on a fait
maken > gemaakt
doen > gedaan

nous avons fait
vous avez fait
ils ont fait
elles ont fait

Slide 16 - Diapositive

Workshop + huiswerk 12-10
Apprends: Vocabulaire a + b + e + f FNNF
Fais: Exercice 30 + 31 + 32 (Chapitre 2)
Klaar: Verbuga Pro: Kies de oefeningen voor 3H C1 of C2 Bron I

Slide 17 - Diapositive