2TOP oefening VD
1 / 16
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
1. Mijn buurjongen heeft vorige week zijn leraar ... (flessen).
Slide 3 - Question ouverte
2. Hij had namelijk tijdens de les zijn klasgenoot ... (pesten).
Slide 4 - Question ouverte
3. En die leraar had er natuurlijk iets van ... (zeggen). Of nee, hij wees mijn buurjongen overduidelijk terecht.
Slide 5 - Question ouverte
4. Maar mijn buurjongen heeft toen keihard ... (liegen).
Slide 6 - Question ouverte
5. Je zou ook kunnen zeggen, de leraar schaamteloos ... (bedriegen).
Slide 7 - Question ouverte
6. Want zonder blikken of blozen heeft hij het pesten ... (ontkennen).
Slide 8 - Question ouverte
7. En is zogenaamd woedend naar de rector ... (rennen).
Slide 9 - Question ouverte
8. Naar het schijnt heeft zich over de leraar ... (beklagen).
Slide 10 - Question ouverte
9. En met veel bravoure aan de rector ... (vragen).
Slide 11 - Question ouverte
10. Of er door de leraar ook excuus kon worden (aanbieden).
Slide 12 - Question ouverte
11. En of valse beschuldigingen niet moeten worden ... (verbieden).
Slide 13 - Question ouverte
12. En of de leraar misschien ook moest worden ... (berispen).
Slide 14 - Question ouverte
13. Maar mijn buurjongen had zich in de rector ... (vergissen).
Slide 15 - Question ouverte
14. Want die heeft tegen hem ... (schreeuwen): 'Doe even gewoon! Die leraar waarover jij het hebt, is toevallig mijn zoon.'
