Grammatica: taalkundig ontleden (woordsoorten)

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Grammatica woordsoorten

Kies de juiste woordsoort.

Je moet ook nooit Coca Cola drinken bij de computer.

1. zelfstandig naamwoord (znw)
2. voorzetsel (vz)
3. bijvoeglijk naamwoord (bijv. nw)
4. zelfstandig werkwoord (zww)

Kies de juiste woordsoort.

Ik fiets nog snel even naar de winkel.

1. lidwoord (lw)
2. persoonlijk voornaamwoord (pers. vnw)

Kies de juiste woordsoort.

Gisteravond heb ik een film gekeken.

1. zelfstandig werkwoord (zww)
2. hulpwerkwoord (hww)

Kies de juiste woordsoort.

Gelukkig mag ik straks weer naar huis.  

1. zelfstandig werkwoord (zww)
2. zelfstandig naamwoord (znw)
3. bijvoeglijk naamwoord (bijv. nw)
4. voorzetsel (vz)

Kies de juiste woordsoort.

Ik heb veel nagedacht.

1. zelfstandig werkwoord (zww)
2. hulpwerkwoord (hww)

Hoeveel voorzetsels staan er in onderstaande zin?
Na de gymles op school kleden de leerlingen zich altijd snel om.

'Ik zag twee vliegen vliegen.'
Hoeveel werkwoorden staan er in deze zin?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Naar wie/wat verwijst een persoonlijk voornaamwoord?

Wat geeft een bezittelijk voornaamwoord aan?

Zij kamt haar haar voor de spiegel.

Het persoonlijk voornaamwoord is... /
De persoonlijke voornaamwoorden zijn...

1. Zij
2. Zij, haar
3. Zij, haar, haar
4. haar

Een bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is. Waar staat het bezittelijk voornaamwoord in de zin?

1. Vóór het zelfstandig naamwoord
2. Achter het werkwoord.
3. Achter het zelfstandig naamwoord.
4. A, B en C zijn fout.

Het is hun geheim.

Deze zin heeft een bezittelijk voornaamwoord

1. Waar
2. Niet waar

Een aanwijzend voornaamwoord...

1. wijst een bijvoeglijk naamwoord aan
2. wijst een zelfstandig naamwoord aan
3. wijst een lidwoord aan
4. wijst een werkwoord aan

Wat zijn de
aanwijzend voornaamwoorden?

1. Hier, daar, overkant, verderop
2. wie, wat, welke, wat voor, wat voor een
3. op, naast, in, onder, over, achter
4. die, dit, deze, dat, zulke, zo'n, dergelijke

Wat is het aanwijzend voornaamwoord?
Zie je die jongen daar?

1. Zie
2. je
3. die
4. daar

Een aanwijzend voornaamwoord kan zelfstandig voorkomen.

1. waar
2. niet waar