Via Vervolg A thema 1 hoofdst. 6 stripverhalen/fictie non fictie

• Nederlands
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 4

Nederlands

Ga rustig zitten

Pak je boek

Pak je pen

Log even in Lessonup.app

Jas aan de kapstok

Oortjes uit

Nu jij:
Ik vind jouw trui mooi.
Feit of mening?

1. feit
2. mening

Ik lees wel eens een stripboek

Ja

Nee

Leerdoel van deze les

*Aan het einde van deze les ken je het verschil tussen fictie en non-fictie.

fictie

Verzonnen verhalen. De schrijver fantaseert: Hij heeft het verhaal zelf bedacht.

bijv:

Leesboek, stripverhaal, musical, game

non-fictie

Verhalen over de werkelijkheid. de schrijver heeft het niet bedacht: het is echt gebeurd of geeft informatie

bijv: krantenbericht, tijdschriftartikel,schoolboek,

jeugdjournaal

Dus

Fictie = alles wat verzonnen is.

Non- fictie = alles wat niet verzonnen is. 

1. fictie
2. non fictie

1. fictie
2. non fictie

1. Fictie
2. Non-fictie

Wat is dit?

1. fictie
2. non-fictie

Vormen van fictie zijn:

1. Strips, gedichten, korte verhalen, series, films, musicals
2. Kookboeken, reisgidsen, informatiefolders
3. Krant, tijdschriften, poster

voorbeelden van non-fictie zijn:

1. schoolboeken / krantenartikelen
2. De musical 'Cats'
3. sprookjes / stripverhalen
4. boeken van Carry Slee

Strips

Spreekballonnen en denkwolken.

Striptaal verschillende lettegrooottes en lettertypes

Tekeningen in bepaalde volgorde. 

Soms maak je een sprong in de tijd of verandert de plaats waar het verhaal zich afspeelt.

Zelfstandig werken

Hoe?	Zelfstandig Ik loop rond voor vragen
Blz.	70 t/m 77
Opdr.	1 t/m 4
Klaar?	-Controleer jezelf -Lever je boek in bij docent -Ga verder in Numo of Nieuwsbegrip