Herhaling 4.3, 4.5 en 4.7 voorbereiding voor de toets

Welkom!
1
WELKOM!
2
Werkboek
   Pen
  Laptop
Wat ligt er op je tafel?
Log in op lessonup.app
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom!
1
WELKOM!
2
Werkboek
   Pen
  Laptop
Wat ligt er op je tafel?
Log in op lessonup.app

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Herhaling
  • 4.3
  • 4.5
  • 4.7

Vandaag
 Huiswerk:
Programma:

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

4.3 Lezen 

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

  •  Je weet wat tekstdoelen zijn;
  • Je herkent tekstsoorten;
  • Je leert over beeld en opmaak van een tekst;
  • Je leert wat het leespubliek van een tekst is.


Je moet weten voor de toets

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

4.3 Lezen 

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

4.3 Lezen 
Beeld en opmaak:
De manier waarop een tekst en illustratie (plaatjes) worden weergegeven.
  • lettergrootte en type;
  • gebruik van kleuren;
  • verdeling tekst en beeld over de bladzijde;
  • plaatjes bij de tekst.

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een tekstdoel ook alweer?

Slide 7 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 8 - Diapositive

Klassikaal opdracht 2 doen. Tip: als je in lesgeefmodus op het plaatje klikt, wordt-ie uitvergroot.

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij welke bedrijven horen
deze logo's

Slide 10 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar denk je over na bij beeld en opmaak? (3)

Slide 11 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

  •  25 nieuwe woorden;
  • de trappen van vergelijking.


Je moet weten voor de toets

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

4.5 woorden
  • Trappen van vergelijking
  • gebruik van als/dan 

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Trappen van vergelijking
Met een bijvoeglijk naamwoord kun je dingen vergelijken. Je verandert dan het bn met een achtervoegsel. Dit noemen we trappen van vergelijking.

  • snel - sneller - snelst
  • blond - blonder - blondst
  • mooi - mooier - mooist

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

chrijf de trappen van vergelijking op. Denk aan de spelling!
vies - ... - ...

Slide 17 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Trappen van vergelijking
Sommige woorden veranderen in de trappen van vergelijking
goed - beter - best
graag - liever - liefst
veel - meer - meest
weinig - minder - minst

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Schrijf de trappen van vergelijking op. Denk aan de spelling!
graag -...-....

Slide 19 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Schrijf de trappen van vergelijking op. Denk aan de spelling!
weinig -...-....

Slide 20 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Schrijf de trappen van vergelijking op. Denk aan de spelling!
veel -...-....

Slide 21 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Als - dan
Een vergelijking maak je met de woorden als en dan

Bij de eerste trap gebruik je als. Als hoort bij hetzelfde
Kevin is net zo groot als Jordi.
Kevin is even klein als Jordi.

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Als - dan
Bij de tweede trap gebruik je dan:

Jordi is groter dan Danny.
Danny is kleiner dan Kevin.

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Als - dan
Bij de derde trap heb je als en dan niet nodig:

Rodney is het grootst
Danny is het kleinst

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Mijn broertje is 2 jaar jonger......... ik.
dan of als

Slide 25 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Daarom krijg ik meer zakgeld ......... hij
dan of als

Slide 26 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Hij is wel even lang ......... ik.

Slide 27 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

4.7 grammatica

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

  • Je weet wat splitsbare werkwoorden zijn;
  •  Je kent het verschil tussen een splitsbaar werkwoord en een voorzetsel.
Je moet weten voor de toets

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Splitsbare werkwoorden zijn werkwoorden die uit twee delen bestaan.
Je noemt dan beide delen een werkwoord.
Voorbeelden:
opschrijven. Ik schrijf dit op.
uitnodigen. Ik nodig je uit.

Als je twijfelt gebruik je het zinnetje "Ik.....
afmaken. Ik maak dat af.
uitlezen. Ik lees dat boek uit.
besluiten. Dat is gisteren besloten.


Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Soms zie je niet meteen of een woord een voorzetsel is, of deel van een splitsbaar werkwoord is. Kijk daarom eerst goed wat het hele werkwoord is.

Ik zit op de tafel       hele werkwoord= zitten
                                     voorzetsel= op

Let eens goed op    hele werkwoord=opletten.
                                     Is het een splitsbaar werkwoord of voorzetsel?
                                     Het is dus een deel van een splitsbaar werkwoord.


Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Noteer de splitsbare hele werkwoorden.
1. Jullie halen toch geen kattenkwaad uit?
2. Geef nooit op.
3. Keek jij nou bij haar af?

Slide 32 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe vind je ook alweer voorzetsels.
Denk aan het ezelsbruggetje!
............... de kast of ................. de vakantie

in, op, voor de kast.

in, tijdens de vakantie.

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Je ziet het woordje uit staan. Bij welke woordsoorten kan dit horen.

Slide 34 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Woordsoorten
Je moet ook onder de zin de goede woordsoort neer kunnen zetten.
lidwoord (lw), werkwoord (ww), zelfstandig naamwoord (zn), telwoord (tw)en bijv. naamwoord (bn)
Voorbeeld 1:

Veel smartphones hebben geen lange levensduur
tw        zn                      ww                 bn          zn

Slide 35 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Noteer de LW, BN, ZN, WW, VZ, TW

Na twaalf maanden laadt de batterij niet meer op.

Slide 36 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Hieronder uitlegfilmpjes. Als je het even niet meer weet, kijk terug.

Slide 37 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

  • Je kunt de woorden van de woordenlijst leren in je werkboek of via woordentrainer online.
  • Je kunt woordsoorten oefenen via versterk je zelf.
  • Je kunt verder gaan met de test je zelfs.
  • Heb je de test je zelfs af, dan maak je de oefentoets.
Aan de slag!

Slide 38 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions