Di 1 maart lijdend voorwerp

Lijdend Voorwerp
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Lijdend Voorwerp

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Slide 3 - Vidéo

lijdend voorwerp

Slide 4 - Diapositive

LIJDEND VOORWERP

Slide 5 - Diapositive

Grammatica Lijdend voorwerp

Slide 6 - Diapositive

Lijdend voorwerp

Slide 7 - Diapositive

Het gezegde
Het gezegde is ook een zinsdeel.
Het gezegde zegt wat er in de zin 'gebeurt' of 'gebeurd is'. 
Het gezegde wordt afgekort met gez.

Slide 8 - Diapositive

Het onderwerp
* Wie/Wat + WWG

Slide 9 - Diapositive

Hoe vind je het lijdend voorwerp? 
wie/wat + wwg + onderwerp = lijdend voorwerp. 
Wie of wat
+
wwg
+
lijdend voorwerp
onderwerp
=

Slide 10 - Diapositive

Ik zie hem

hem = ?
A
Onderwerp
B
Meewerkend Voorwerp
C
Lijdend voorwerp

Slide 11 - Quiz

Thomas heeft Marieke bloemen gegeven.
Lijdend voorwerp =
A
Er is geen lijdend voorwerp
B
Thomas
C
Marieke
D
bloemen

Slide 12 - Quiz

Gisteravond aten WIJ boerenkoolstamppot
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp

Slide 13 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?
'Peter heeft gisteren zijn scooterrijbewijs gehaald.'

A
Peter
B
gisteren
C
scooterrijbewijs
D
Er is geen lijdend voorwerp

Slide 14 - Quiz

Anton brengt zijn zusje naar school.
Lijdend voorwerp is:
A
Anton
B
brengt
C
zijn zusje
D
er is geen lijdend voorwerp

Slide 15 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?
Quirijn krijgt tandjes
A
Quirijn
B
krijgt
C
tandjes
D
er is geen lijdend voorwerp

Slide 16 - Quiz

Mijn vader schilde DE AARDAPPELS.
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp

Slide 17 - Quiz

Voorbeeld voltooid deelwoord - sterk werkwoord:
  • gelopen
  • geslapen
  • bedrogen
  • Voorbeeld voltooid deelwoord - zwak werkwoord:
  • gemaakt
  • gegooid
  • verhuisd
Voltooid deelwoord

Slide 18 - Diapositive

Voltooid deelwoord
Wat is een voltooid deelwoord?

In een zin met een voltooid deelwoord staat altijd een vorm van de werkwoorden:
  1. hebben
  2. zijn 
  3. worden

Slide 19 - Diapositive

Huiswerk voor do 3 maart
2BK
Grammatica blok 4
Maken opdr 1 t/m 6




Slide 20 - Diapositive