H5 Herhaling

H5 Monniken en Ridders
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 18 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

H5 Monniken en Ridders

Slide 1 - Diapositive

5. 1 Leenheren en leenmannen
Leerdoelen
1. Je weet hoe Karel de Grote een machtig koning en keizer werd over een groot rijk (Frankische rijk)
2. Je kunt beschrijven op welke manier Karel zijn rijk bestuurde
3. Je weet hoe politieke verdeeldheid ontstond na Karels dood
4. Je weet waardoor in Europa onveiligheid ontstond en welke gevolgen dit had
5. Je weet welke plaats ridders hadden in de samenleving



Thema: de verhouding tussen leenheer en vazal (leenman).

Slide 2 - Diapositive

1. Frankische rijk
Frankische koning = Karel de Grote en opvolger Romeinse keizer

Franken zijn een Germaans volk en komt na de val van het West-Romeinse rijk en het rijk wordt steeds meer uitgebreid, zoals Noord-Spanje, Oostenrijk en Noord-Duitsland

Toen Karel in 814 stierf bestond zijn rijk uit een groot deel van Europa




Slide 3 - Diapositive

2. Bestuur Frankische rijk
Besturen was heel moeilijk: wegen en steden zijn vervallen en sommige stukken onbewoonbaar

Karel koos ervoor zelf rond te reizen en bouwde overal paleizen om macht te laten zien

Hertogen en graven hielpen hem met besturen na een eed van trouw -> leenstelsel/feodalisme

De edelman is de leenman en de koning is de leenheer. De leenman kreeg het gezag, maar het gebied werd niet zijn bezit. 

Taken leenman: orde en veiligheid, leveren van militairen en spreken  namens de koning

Slide 4 - Diapositive

3. Politieke verdeeldheid
Na de dood van Karel (814) ontstaat het Oost en West-Frankische rijk

De koning/leenheer krijgt minder macht en de leenmannen zien het gebied meer als bezit. Ook werd de macht van edelen erfelijk

Leenmannen gingen zelf ook leenmannen aanwijzen en er ontstaat steeds meer politieke verdeeldheid en oorlogen tussen koningen en hoge/lade edelen


Slide 5 - Diapositive

4. Een onveilige tijd
9e en 10e eeuw: onveiliger door verdeeldheid en overvallen en invallen van de Vikingen

Oplossing/gevolg: bouwen van kastelen ter bescherming voor zichzelf en hun volk

Eerst van hout en daarna van steen met voetsoldaten en ridders (soldaten te paard)

Slide 6 - Diapositive

5. Ridders
Ridders werden tijdens de Middeleeuwen gezien als het krachtigste deel vh leger

De eerste ridders waren edelen en hun uitrusting werd betaald door de heren

Vanaf 1100: ridder zijn wordt alleen iets voor edelen en werden tot ridder geslagen, maar moesten zich ook ridderlijk gedragen: moedig, rechtvaardig en trouw. -> ridders kregen meer aanzien
Karel de Grote werd gezien als een ridderlijke vorst en een voorbeeld voor andere vorsten

Aan het eind van de ME gingen ze vuurwapen gebruiken en verdwenen de ridders van het slagveld

Slide 7 - Diapositive

5.2 Europa wordt christelijk
Leerdoelen
1. Je weet op welke manier het christendom in Nederland werd verspreid
2. Je weet hoe Bonifatius de positie van de kerk versterkte
3. Je kunt beschrijven hoe heel Europa christelijk werd
4. Je weet hoe Germaanse tradities bleven bestaan
5. Je kunt beschrijven waardoor geestelijken belangrijk waren in de samenleving

Onderwerp
De verspreiding van het christendom in Europa

Slide 8 - Diapositive

1. Verspreiding christendom NL
690: Willibrord gaat naar NL met een groep missionarissen om NL (Midden en Noord) te gaan bekeren

Pepijn gaf toestemming aan de missionarissen en stuurde soldaten ter bescherming. Ze werkten vanuit Utrecht

Willibrord werd benoemd tot aartsbisschop en liet op verschillende plekken kerken bouwen

Nederlanders hadden een polytheïstische godsdienst

Christenen: Germanen hebben niet het juiste geloof en werden heidenen genoemd

Slide 9 - Diapositive

2. Bonifatius
Ook Bonifatius gaat als missionaris naar NL en ging daarna naar Duitsland.

Hij hakte een Germaanse boom om die zij vereerden en bewees dat er niks gebeurde

Werd aartsbisschop in Duitsland  en verdeelde het land in kerkprovincies

Christendom werd steeds belangrijker, maar hij werd in 754 vermoord

Slide 10 - Diapositive

3. Christelijk Europa
Missionarissen: heidenen zullen eeuwig pijn lijden in de hel, toch was er veel verzet -> ze werden gezien als indringers

Kerken worden in brand gestoken en missionarissen worden vermoord door de Friezen en Saksen (Germanen) 
-> ze probeerden dus eerst vorsten te bekeren (waarom?)

Bij Karel de Grote bekeerden er veel mensen zich

Je kon Christen worden door te worden gedoopt

1000: bijna heel Europa is christelijk en hierdoor stoppen de Vikingen met hun plundertochten

Slide 11 - Diapositive

4. Vermenging van culturen
Germaanse tradities blijven bestaan, terwijl het Christendom zich langzaam verspreid
-> vermenging Germaans en christelijke cultuur

Bijvoorbeeld:
- Christelijke en Germaanse feesten worden op dezelfde dag gevierd (Pasen en Kerst)
- Mensen blijven geloven in feeën en kabouters
- Dagen van de week


Slide 12 - Diapositive

5. Invloedrijke geestelijken
Paus -> aartsbisschoppen -> bisschoppen -> pastoors

Geestelijkheid had veel invloed op de samenleving: pastoor legt uit hoe je moet leven in een preek en alleen zij konden lezen en schrijven, waardoor ze hoge functies hadden

Monniken en nonnen leefden in kloosters. Ze werkten en bidden alleen maar. Ze schreven christelijke of klassieke teksten over -> 'monikkenwerk'

De kerk werd rijk door geschenken van vorsten en edelen en werden er kloosters gesticht

Slide 13 - Diapositive

5.3 Machtige heren en halfvrije boeren
Leerdoelen
1. Je weet waardoor boeren in de landbouwsamenleving halfvrij waren
2. Je weet hoe de landbouw was georganiseerd
3. Je weet welke sociale verhoudingen er waren
4. Je weet welke handel er was

Slide 14 - Diapositive

1. Halfvrij
Boeren waren niet vrij doordat ze naar zekerheid en veiligheid hadden gezocht in ruil voor een deel van hun vrijheid
-> Horigen

Een gebied van een edelman of klooster was een domein en horigen mochten niet zomaar het domein verlaten

De onvrijheid van horigen wordt horigheid genoemd





Slide 15 - Diapositive

2. Leven op een domein
- Hof: hier woonde de eigenaar of de rentmeester

- Op een domein werd alles geproduceerd wat mensen nodig hadden (zelfvoorzienend)

- Horigen betaalden belasting en deden herendiensten (bijvoorbeeld een hek repareren of bomen kappen)

Slide 16 - Diapositive

3. Drie sociale groepen
Geestelijken (bidders), Edelen (strijders), Boeren (werkers). Iemands afkomst bepaalde in welke groep ze zaten

Stand: groep met een vaste sociale positie en speciale rechten. Edelen en geestelijken hadden privileges
Heerlijke rechten: de rechten van de heer van een gebied, zoals jagen

Boeren werden steeds armer

Slide 17 - Diapositive

4. Samenwerken en handel
De adel en geestelijkheid werkten veel samen
Waarom?

Graven droegen vaak bij aan kloosters en geestelijken gaven bijvoorbeeld advies

In deze periode is er weinig handel en er zijn ook weinig steden. Dorestad is een van de voorbeelden van een stad waar wel handel was

Slide 18 - Diapositive